Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2017 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats 1] , appellant
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Wet en regelgeving
19-1-2015bestond met name bij de groep van circa 260 rammen een sterk vermoeden van een matige tot slechte conditie gezien er meerdere dieren met “
scherpe”
ruggenrondliepen. Fysiek vastnemen was echter niet mogelijk. In deze groep zag ik tevens een drietal ernstig
kreupele schapendie de aangetaste poot amper meer belastten. Het was niet mogelijk de oornummers van deze dieren af te lezen. Daarnaast vertoonde een zeer groot deel van deze dieren duidelijk
wolverlies(minstens 60% van deze schapen) en
jeuk. Ik zag veel dieren zich krabben en bijten tijdens de controle. Ik concludeerde dat er bij deze schapen sprake was van een huidaandoening, vermoedelijk schurft.
wratachtige huidbeschadigingenter hoogte van de neus, hoornaanzet, oren en/of poten. Vermoedelijk een papillomavirusinfectie.
in de groep van circa 95 vnl. Hebrideans zag ik vijf ernstig
kreupele schapendie de aangetaste poot amper meer belastten. Het was niet mogelijk de oornummers van deze dieren af te lezen. Ik zag geen opvallend wolverlies, tekenen van jeuk of wratachtige veranderingen van de huid bij deze groep dieren.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond
- verklaart het beroep tegen het kostenbesluit van 28 november 2016 gegrond;
- vernietigt het evengenoemde kostenbesluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,- aan appellant te vergoeden;