In deze zaak heeft appellante, handelend onder de naam [naam 2], hoger beroep ingesteld tegen een boetebesluit van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De boete van € 600,00 was opgelegd wegens overtreding van artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet, omdat in haar horecabedrijf op 23 oktober 2014 door verschillende personen werd gerookt, terwijl de werknemer hinder ondervond van deze rook. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 2 februari 2017 werd het onderzoek geschorst om de minister in de gelegenheid te stellen de identiteit van de toezichthouders bekend te maken. Op 7 februari 2017 ontving het College deze informatie. Het College oordeelde dat de minister terecht had vastgesteld dat appellante de wet had overtreden en dat de opgelegde boete gerechtvaardigd was. Het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan op 7 maart 2017.