1.2Het bezwaar van appellante richt zich tegen de plaatsing van de soort konijn in tabel 1 van Bijlage 1 van de Regeling. Volgens appellante is de plaatsing in deze tabel van de Regeling misplaatst en dient de soort konijn te worden verplaatst naar tabel 2 van Bijlage 1 van de Regeling, de tabel voor diersoorten die gehouden kunnen worden met toepassing van soortspecifieke houderijvoorschriften.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard. Het besluit tot al dan niet plaatsing van diersoorten in diercategorieën op de positieflijst, is op grond van artikel 2.2, vierde lid, van de Wet dieren vatbaar voor bezwaar en beroep. Volgens verweerder richt het bezwaar van appellante zich echter niet tegen de plaatsing (aanwijzing) van de soort konijn in Bijlage 1 van de Regeling, maar is het uitsluitend gericht tegen het feit dat deze diersoort kan worden gehouden zonder toepassing van soortspecifieke houderijvoorschriften. Het al dan niet stellen van soortspecifieke houderijvoorschriften maakt volgens verweerder geen onderdeel uit van de aanwijzing als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van de Wet dieren zodat het bepaalde in artikel 2.2, vierde lid, van de Wet dieren niet van toepassing is. Het besluit tot het al dan niet stellen van soortspecifieke houderijvoorschriften is volgens verweerder een besluit inhoudende een algemeen verbindend voorschrift, zodat hiertegen geen bezwaar en beroep kan worden ingesteld.
3. Appellante voert aan dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Volgens appellante richtte haar bezwaar zich tegen de plaatsing van de soort konijn in tabel 1 van Bijlage 1 van de Regeling en staat tegen de aanwijzing van een soort in deze bijlage, op grond van artikel 2.2, vierde lid, van de Wet dieren, bezwaar en beroep open.
4. De Wet dieren luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Artikel 2.2. Houden van dieren
1. Het is verboden dieren te houden die niet behoren tot door Onze Minister aangewezen diersoorten of diercategorieën.
(…)
4. De hoofdstukken 6, 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing op de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid.”
De Regeling luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Artikel 2.1. Positieflijst (huisdierenlijst)
Als diersoorten en diercategorieën als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van de wet worden aangewezen de diersoorten en diercategorieën, genoemd in bijlage 1.
(…)
Bijlage 1. Aangewezen diersoorten en diercategorieën als bedoeld in artikel 2.1 van de Regeling houders van dieren
Tabel 1
Positieflijst huisdierenlijst
Diersoorten die zijn aangewezen als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van de Wet dieren die gehouden kunnen worden zonder toepassing van soortspecifieke houderijvoorschriften.
(…)
Oryctolagus cuniculus (domestic form)
Konijn
(…)”
5. Ter beoordeling staat of verweerder bij het bestreden besluit het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het College beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.