Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 31 maart 2016 in de zaak tussen
[naam] , te [plaats] , appellant
de Nederlandse Zorgautoriteit, verweerster
Procesverloop
Overwegingen
In de tariefbeschikking is onder meer bepaald dat het maximumtarief met maximaal 10% mag worden verhoogd als de patiënt aan wie de prestatie is geleverd is verzekerd bij een zorgverzekeraar waarmee de tandarts een overeenkomst heeft afgesloten waarin dat hogere tarief voor die prestatie is overeengekomen.
Voorts verbiedt artikel 35, eerste lid, Wmg een prestatie in rekening te brengen die niet in de tariefbeschikking is omschreven. Een tandarts die een niet in de tariefbeschikking omschreven prestatie wil leveren, dient bij verweerster een aanvraag te doen voor een nieuwe prestatiebeschrijving op grond van artikel 50, eerste lid, onder d, in samenhang met artikel 53, aanhef en onder c, Wmg. De tariefbeschikking is ingegaan op 1 januari 2014 en van kracht gebleven tot 1 januari 2015.
Ten grondslag aan de tariefbeschikking ligt de Beleidsregel Tandheelkundige Zorg (BR/CU-7093), verder: de beleidsregel) en de daartoe door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (de minister) gegeven Aanwijzing van 12 juli 2012 (MC-U-3122858, verder: de aanwijzing). In de aanwijzing heeft de minister aan verweerster opgedragen tarieven vast te stellen voor, voor zover in dit geding relevant, de aanvullende mondzorg. Ter uitvoering van de aanwijzing heeft verweerster de beleidsregel vastgesteld, waarin is neergelegd hoe de tarieven zijn opgebouwd en hoe de maximumtarieven tot stand komen.
Verweerster heeft meer subsidiair als verweer gevoerd dat, als sprake is van een belemmering van het vrije verkeer van vestiging en diensten, deze gerechtvaardigd is op grond van dwingende redenen van algemeen belang, omdat deze nodig is ter bescherming van het belang van de consument, meer in het bijzonder het betaalbaar en toegankelijk houden van de mondzorg als onderdeel van de volksgezondheid.
6.5 Het College is van oordeel dat een tariefstelsel op zichzelf een geschikt middel kan zijn om het consumentenbelang te beschermen. Verweerster heeft in dit verband terecht aangevoerd dat gezien met name het verschil in kennis tussen de patiënt en de tandarts, de patiënt als consument belang heeft bij een stelsel van tarieven dat realistisch en voorspelbaar is, temeer omdat de contracteergraad tussen zorgverzekeraars en aanbieders van aanvullende mondzorg relatief laag is, waardoor deze verzekeraars geen tegenmacht vormen tegenover de positie die de aanbieders innemen ten opzichte van de consument. De argumentatie van appellant, die gericht is op een (klein) deel van de mondzorg, ziet eraan voorbij dat verweerster de toegankelijkheid van de mondzorg als geheel wenst te waarborgen. Het College onderschrijft in dit kader het standpunt van verweerster dat door het hanteren van open prestatiebeschrijvingen en de mogelijkheid nieuwe prestatiebeschrijvingen aan te vragen het stelsel voldoende flexibel is.