ECLI:NL:CBB:2016:76
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.A.B. van Dorst-Tatomir
- R.W.L. Koopmans
- H.A.A.G. Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Weigering van subsidie op basis van faillissement van aanvrager in het kader van de Subsidieregeling energie en innovatie
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 25 maart 2016, staat de weigering van een subsidieaanvraag centraal. De aanvraag was ingediend door de curator van [naam 2] B.V., die failliet was verklaard op 30 december 2013. De subsidie was bedoeld voor kosten die waren gemaakt in het kader van de Subsidieregeling energie en innovatie, specifiek voor indirecte emissiekosten ETS. De minister van Economische Zaken had de aanvraag afgewezen op basis van artikel 4:35, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat subsidieverlening kan worden geweigerd indien de aanvrager failliet is verklaard.
De appellant betoogde dat de subsidie ten onrechte was geweigerd, omdat de kosten in 2013 waren gemaakt en de activiteiten volledig waren verricht. Hij stelde dat de regeling een 'automatische' subsidieverlening beoogde en dat de weigeringsgrond niet van toepassing was, omdat de subsidieprestatie al was geleverd. Het College oordeelde echter dat de minister in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid om de subsidie te weigeren, gezien het faillissement van de aanvrager. Het College benadrukte dat de subsidieverstrekking aan een failliete onderneming niet bijdraagt aan het doel van de regeling, namelijk het stimuleren van efficiënte productie en het behouden van bedrijven in Nederland.
De uitspraak bevestigt dat de wetgever de weigeringsgrond van toepassing acht, ook in situaties zonder voorafgaande subsidieverlening. Het College concludeerde dat de minister de belangen op juiste wijze had afgewogen en dat de weigering van de subsidie terecht was. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.