ECLI:NL:CBB:2016:450
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A. Venekamp
- J.W.E. Pinckaers
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de terugvordering van onverschuldigd betaalde subsidie op basis van de Subsidieregeling innoveren
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 december 2016 uitspraak gedaan in het geschil tussen de minister van Economische Zaken en een investeringsmaatschappij, appellante. De zaak betreft de terugvordering van onverschuldigd betaalde subsidie die aan appellante was verleend op basis van de Subsidieregeling innoveren, specifiek hoofdstuk 4: Innovatieprestatiecontracten (IPC). De minister had op 24 maart 2015 een besluit genomen waarin de eerder verleende subsidie werd vastgesteld op een lager bedrag en een deel van de subsidie werd teruggevorderd. Appellante had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door de minister.
Tijdens de zitting op 21 september 2016 en de voortzetting op 25 november 2016, waarbij partijen niet verschenen, heeft het College de zaak behandeld. Appellante voerde aan dat de minister de subsidieregeling naar de letter juist had toegepast, maar niet naar de geest, en dat de samenwerking en gemaakte kosten niet voldoende waren meegewogen. Het College overwoog dat de minister bevoegd was om de subsidie lager vast te stellen, omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van de subsidieregeling, met name dat zestig procent van de totale projectkosten uit overige kosten moest bestaan.
Het College concludeerde dat de minister terecht de subsidie had verlaagd en dat de terugvordering van de onverschuldigd betaalde subsidie gerechtvaardigd was. De uitspraak benadrukt het belang van samenwerking en het maken van subsidiabele kosten in het kader van de subsidieregeling. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.