Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
1. [naam 1] AA,
beiden te [plaats] , appellanten
[naam 3]( [naam 3] ) ingediend tegen appellanten.
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de accountantskamer
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Wij dienen het belang van de vennootschap alsmede dat van de heer [naam 6] binnen de hierboven geciteerde afspraken.” De accountantskamer is daarmee volledig voorbij gegaan aan de verdere inhoud van genoemde brief en de daaraan voorafgegane gang van zaken, zoals de afspraken die zijn gemaakt tijdens de bespreking van 28 juli 2009. Appellanten erkennen dat de formulering van de genoemde zinsnede wellicht wat ongelukkig is, maar benadrukken dat zij daarmee niets anders hebben bedoeld dan dat zij de belangen van [naam 7] en van [naam 6] zouden behartigen voor zover dat verenigbaar was met de eerder gemaakte afspraken.
Voorlopige cijfers 2012”, dat voorts in de brief uitdrukkelijk wordt gesteld “
Bij het opstellen van deze voorlopige cijfers zijn wij uitgegaan van een aantal schattingen, voorbehouden en uitgangspunten die wij hiernader toelichten.” en waarbij onder die toelichting vervolgens nog eens uitdrukkelijk is opgenomen “
De vergelijkende cijfers zijn gebaseerd op de nog vast te stellen conceptjaarrekening over 2011.” Anders dan de accountantskamer zijn appellanten van mening dat dit een volstrekt heldere, duidelijke en niet voor tweeërlei uitleg vatbare mededeling is dat het hier gaat om voorlopige cijfers en schattingen op basis van een nog niet vastgestelde jaarrekening. Bovendien zijn de gepresenteerde cijfers (objectief) juist en door appellanten op geen enkele wijze ingericht of aangepast om ten voordele van [naam 6] te strekken. Daarbij dient bedacht te worden dat de opdracht aan appellanten een samenstellingsopdracht betrof en zij derhalve niet gehouden waren de financiële gegevens te controleren. Juist door de rechter in de gelegenheid te stellen op actuele, niet achterhaalde, financiële gegevens van de vennootschappen een oordeel te baseren menen appellanten de waarheidsvinding bevorderd te hebben.
De bij het hogerberoepschrift overgelegde producties 7 en 9 betreffen een pagina uit het fiscaal rapport Inkomstenbelasting 2009 van [naam 3] respectievelijk de relevante pagina’s uit het financieel verslag 2009 van [naam 7] . Uit niets blijkt dat [naam 3] deze stukken eerder (dan in deze tuchtprocedure) heeft ontvangen en/of goedgekeurd. Het College kan derhalve – gelet op de ontkenning van [naam 3] – niet vaststellen dat [naam 3] reeds voor de boedelverdelingsprocedure kennis had van de inhoud van die stukken.