ECLI:NL:CBB:2016:393
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoeken om ontheffing mestverwerkingsplicht voor de jaren 2015 en 2016
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 december 2016 uitspraak gedaan over de verzoeken van appellanten om ontheffing van de mestverwerkingsplicht voor de kalenderjaren 2015 en 2016. De appellanten, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. J.J.J. de Rooij, hebben de aanvragen ingediend omdat zij van mening zijn dat er onvoldoende mestverwerkingscapaciteit beschikbaar was in de betreffende jaren. De Staatssecretaris van Economische Zaken, als verweerder, heeft de aanvragen afgewezen, stellende dat er voldoende capaciteit was om aan de mestverwerkingsplicht te voldoen. De appellanten hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij zij hun standpunt hebben onderbouwd met rapporten en argumenten over de mestverwerkingscapaciteit.
Het College heeft vastgesteld dat de appellanten geen ontheffing meer kunnen krijgen voor het jaar 2015, maar dat zij wel procesbelang hebben bij de beoordeling van hun beroep. De kern van het geschil betreft de vraag of de afwijzing van de verzoeken om ontheffing door de verweerder in redelijkheid kon plaatsvinden. Het College heeft overwogen dat de appellanten onvoldoende hebben aangetoond dat er in 2015 en 2016 daadwerkelijk onvoldoende mestverwerkingscapaciteit was. De rapporten die door de verweerder zijn ingediend, zijn door het College als voldoende onderbouwd beschouwd.
Uiteindelijk heeft het College geoordeeld dat de verzoeken om ontheffing alleen nog een financieel belang ten grondslag hadden en dat de verweerder dit belang in redelijkheid niet zo zwaarwegend hoefde te achten dat ontheffingen verleend moesten worden. De beroepen zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.