Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2016 in de zaak tussen
[naam 1], te [plaats 1] , appellant sub 1,
[naam 2], te [plaats 1] , appellant sub 2,
[naam 3], te [plaats 2] , appellant sub 3, tezamen appellanten, stellende mede te handelen namens [naam 4]
de Kamer van Koophandel, verweerster
Procesverloop
Overwegingen
[naam 11] bevoegd was tot het doen van de bestreden opgaven. Het geschil spitst zich toe op beantwoording van de vraag of sprake is van gerede twijfel over de juistheid van de opgaven, zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder e, van het Hrb 2008. Het standpunt van verweerster komt er in de eerste plaats op neer dat een opgave gedaan door een notaris in beginsel als juist mag worden opgevat. Naar het oordeel van het College laat de omstandigheid dat een opgave bevoegdelijk door een notaris is gedaan onverlet dat door een derde-belanghebbende zodanige twijfel omtrent de juistheid van de opgave kan worden gezaaid dat verweerster nader onderzoek dient te verrichten. Het College verwijst hierbij tevens naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van het College van 18 mei 2010, ECLI:NL:CBB:2010:BM5841.
- alle relevante stukken om vast te kunnen stellen welke organisaties ten tijde van belang lid waren van [naam 4] en wie bevoegd was hen te vertegenwoordigen; het gaat hierbij onder meer om alle aanmeldingen van organisaties voor het lidmaatschap van [naam 4] en indien mogelijk gegevens omtrent de contributiebetalingen van deze organisaties en gegevens omtrent de vertegenwoordigingsbevoegdheid binnen deze organisaties;
- gegevens omtrent vrijwillige dan wel onvrijwillige beëindiging van het lidmaatschap van organisaties van [naam 4] .
27 november 2015 en de daarbij opgenomen bijlagen naar voren heeft gebracht. Verweerster dient de notaris voorts de vraag voor te leggen hoe hij zijn bevindingen omtrent de rechtsgeldigheid van de alv van 2 november 2015 en van de besluitvorming op die vergadering heeft geverifieerd. Verweerster dient de reactie van de notaris vervolgens voor te leggen aan partijen voor een reactie. Na ontvangst van de reactie van beide partijen is verweerster gehouden een hoorzitting te beleggen. Daarbij kunnen partijen voor zover zij dat wensen en nog nodig achten de in beroep opgeroepen getuigen meenemen om door verweerster te worden gehoord.
Beslissing
- draagt verweerster op om binnen 12 weken na verzending van deze tussenuitspraak
- houdt iedere verdere beslissing aan.