Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, appellant (minister)
(gemachtigde: mr. F.W. Jansen),
[Stichting] , te [plaats] (Stichting)
Procesverloop in hoger beroep
[naam 1] , werkzaam bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De Stichting werd door haar gemachtigde vertegenwoordigd, alsmede door
[naam 2] , voorzitter van het College van Bestuur van de Stichting.
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
De minister stelt, samengevat, dat het ingevolge artikel 7, tweede lid, van de Tabakswet, gelezen in verbinding met de artikelen 3, tweede lid, aanhef en onder f, sub 6, en 4 van het Beperkingenbesluit en artikel 1.1.1, onder c en d, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, verboden is in een school als die van de Stichting een commercieel verkooppunt van tabaksproducten te hebben. Het in deze bepalingen neergelegde verbod is volgens de minister een door de wetgever nauwkeurig omlijnde en objectieve norm, die maar tot één conclusie leidt, te weten dat het verboden is om in de in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder f, van het Beperkingenbesluit genoemde onderwijsinstellingen tabaksproducten bedrijfsmatig of anders dan om niet te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben. De minister acht onjuist de overweging van de rechtbank dat commerciële verkooppunten die in een inrichting voor onderwijs zijn gevestigd onder het verkoopverbod kúnnen vallen. Verder stelt de minister dat, gezien het feit dat het begrip ‘inrichting’ in artikel 7, tweede lid, van de Tabakswet van ruimtelijke aard is en de [… 2] -winkel zich in het schoolgebouw van de Stichting bevindt, blijkens de wetsgeschiedenis objectief is vast te stellen dat bedoelde winkel deel uitmaakt van de inrichting voor onderwijs. Voorts is de minister van mening dat niet valt te ontkennen dat het onderwijswinkelcentrum zodanig is verweven met de inrichting van onderwijs dat het geacht moet worden deel uit te maken van de inrichting voor onderwijs van de Stichting. Aangezien de Stichting het beheer heeft over het hele schoolgebouw en dus ook over het in dit gebouw gesitueerde onderwijswinkelcentrum, althans de voor haar rekening en risico geëxploiteerde [… 2] -winkel, dient zij het verkoopverbod van artikel 7, tweede lid, van de Tabakswet in acht te nemen. De minister vindt dat aan de Stichting terecht een boete is opgelegd wegens overtreding van dit verbod.
Beslissing
mr. J. Schukking, in aanwezigheid van mr. C.G.M. van Ede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 november 2016.