ECLI:NL:CBB:2016:304
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.R. Eggeraat
- H.A.B. van Dorst-Tatomir
- H.O. Kerkmeester
- Rechtspraak.nl
Intrekking Taxxxivergunning Amsterdam na beëindiging aansluiting bij TTO
In deze zaak gaat het om de intrekking van de Taxxxivergunning van appellant, een taxichauffeur, door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellant was met ingang van 24 maart 2015 niet meer aangesloten bij een Toegelaten Taxi Organisatie (TTO), wat een voorwaarde was voor het behouden van zijn vergunning. De intrekking vond plaats na een constatering van een toezichthouder dat appellant zich niet aan de regels hield door op een ongeoorloofde plek te parkeren. De TTO had de aansluitingsovereenkomst met appellant opgezegd, wat leidde tot de intrekking van de vergunning. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Tijdens de zitting heeft appellant aangevoerd dat de intrekking niet rechtmatig was, omdat de TTO niet de juiste procedure had gevolgd en dat hij niet de kans had gekregen om zich te verdedigen tegen de constatering van de toezichthouder. Het college oordeelt echter dat het niet verplicht was om de redenen voor de beëindiging van de aansluiting bij de TTO te onderzoeken, en dat appellant de mogelijkheid had om zijn geschil met de TTO voor de civiele rechter te brengen. Het college concludeert dat de intrekking van de vergunning rechtmatig was en verklaart het beroep van appellant ongegrond.