Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] AA, te [plaats] , appellant
[naam 2]( [naam 2] ), ingediend tegen appellant.
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de accountantskamer
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Appellant heeft zijn hoger beroep uitsluitend gericht tegen de gegrondverklaring van klachtonderdeel a. Het geding in hoger beroep beperkt zich aldus tot klachtonderdeel a.
Naar het oordeel van het College is niet uit te sluiten dat de naamgeving ‘ [naam 3] ’ in dit geval – waarin een niet-accountant wel mede de naamgever is – mogelijk tot enige verwarring heeft kunnen leiden omtrent de hoedanigheid en professionele status van [naam 4] . Appellant heeft echter gemotiveerd en onweersproken naar voren gebracht dat soortgelijke namen in de beroepsgroep vaak voorkomen, dat de beroepsorganisatie op dit terrein geen regels heeft opgesteld en bij onderzoek op het kantoor van appellant en daarna bij navraag geen bezwaren tegen de naamgeving heeft geuit, dat de term “accountants” korter en bondiger is dan de term “accountantskantoor” en alleen daarom is gekozen en dat de visitekaartjes van appellant (waarop de toevoeging AA staat) en van [naam 4] (waarop de toevoeging AA niet staat) de situatie duidelijk maken. Het College neemt verder in aanmerking dat de samenwerking in een maatschap tussen een accountant en een ander, die geen accountant is, niet ongeoorloofd is. Naar het oordeel van het College kan onder deze omstandigheden niet worden gezegd dat appellant het fundamentele beginsel van integriteit heeft geschonden als bedoeld in artikel A-100.4 onder a en nader uitgewerkt in hoofdstuk
Beslissing
- vernietigt de bestreden tuchtuitspraak voor zover daarbij de accountantskamer