Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 juli 2016 op het hoger beroep van:
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (minister), appellant
(gemachtigde: mr. I.C.M. Nijland),
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
De minister heeft hoger beroep ingesteld omdat de rechtbank naar zijn mening ten onrechte ervan uitgaat dat de inrichting van [naam 1] uitsluitend kwalificeert als slachthuis. De inrichting is weliswaar een erkend slachthuis waar kippen worden geslacht, maar daarnaast is de inrichting erkend als inrichting voor het produceren van separatorvlees. De uitzondering in artikel 1, tweede lid, aanhef en onder a, van het Warenwetbesluit is derhalve in onderhavige zaak niet van toepassing. Op grond van artikel 32a van de Warenwet is de minister bevoegd de bestuurlijke boetes op te leggen. Aldus steeds de minister.
het hele slachtdier na slachting en uitslachting”. Slachting betekent het doden van het dier met het oog op het verkrijgen van het vlees. Uitslachting betekent het schoonmaken van de kip, bijvoorbeeld het verwijderen van veren en ingewanden (delen die niet als grondstof mogen worden gebruikt). Niet in geschil is dat de grondstof voor het 3mm-vlees bestaat uit hele kippen na slachting en uitslachting. Dit zijn pluimveekarkassen in de zin van de verordening. De omstandigheid dat geen hoogwaardige delen zoals kippenborsten verwijderd zijn, doet niet ter zake.
poultry carcasses, to which meat remains attached”, “
carcasses de volailles, auxquels de la viande reste attachée” en “
Geflügelschlachtkörpern, an denen jeweils noch Fleisch haftet”. Uit deze overweging en andere passages waarin de termen “restvlees” of “vleesresten” of “resten vlees” voorkomen (rechtsoverwegingen 46, 55 en 63), bezien in de context van het gehele arrest, kan naar het oordeel van het College in redelijkheid niets anders worden afgeleid dan dat dat de voornoemde termen, die in algemene zin een voorafgaande verwijdering van delen van het slachtdier zouden kunnen impliceren, in dit geval slechts zijn gekozen ter precisering van de definitie van separatorvlees in de specifieke omstandigheden die aan de orde waren in de zaak Newby Foods (in die zaak waren “beenderen waarvan het meeste vlees reeds is verwijderd” (“restvlees”) en “pluimveebeenderen” aan de orde, rechtsoverwegingen 21 en 31 van het arrest van het Hof van Justitie). De definitie in Verordening (EG) 853/2004 is richtinggevend; in deze definitie staat uitsluitend de term “pluimveekarkassen”. Het Hof van Justitie heeft, het gehele arrest in aanmerking genomen, dit bevestigd en geen ander oordeel tot uitdrukking gebracht. In rechtsoverweging 67, waarin het Hof van Justitie het antwoord op de vraag van de Engelse rechter recapituleert, en in het dictum van het arrest wordt strikt de definitie uit Verordening (EG) 853/2004 gevolgd zonder vermelding van een term als restvlees. Het College neemt ook in aanmerking dat in Verordening (EG) 853/2004 is beoogd een algemene definitie van separatorvlees op te nemen en dat de definitie in verband met de snelle technologische ontwikkelingen flexibel moet zijn (rechtsoverweging 3 van het arrest van het Hof van Justitie; considerans van de Verordening (EG) 853/2004 onder 20).