Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2016 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats 1] , appellante
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
“Aanleiding
Verbalisanten (…) zagen dat de keuken zwaar bevuild was en dat overal bedorven etensresten lagen. (…) In de woonkamer zaten negen (9) langharige katten (…). Alle negen katten hadden vieze ogen en bevuilde poten, de vacht was verklit en de katten waren ondervoed. Verbalisanten zagen dat er in de woonkamer geen voer was voor de katten. Zij zagen dat er wel een pannetje met water in de woonkamer stond, dit water zag er onfris uit. Er was verder geen water beschikbaar voor de katten. In de kamer stonden enkele zwaar bevuilde kattenbakken. In de gehele woning hing een zeer indringende stank van ammoniak. Verbalisant [naam 2] beschreef dat zij diverse malen bijna moest overgeven van de stank. Verder zagen verbalisanten overal in de woning zeer veel spullen en rotzooi.
Overtredingen
“Ik vraag u om de volgende maatregel te nemen voor 15 oktober 2014 12.00 uur:
In de tuin stonden 3 benches/ kooien met daarin bij elkaar 9 katten. In de woning zouden nog 2 katten zitten die zij niet had kunnen vangen (…).
(…)”
“Algemene indruk
(…)
5.Algemene conclusie:
(…)”
moestenzijn. De last hield volgens haar in: zorg dat uw katten elders worden gehuisvest. Deze formulering is volgens haar in strijd met artikel 5:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De last dient immers nauwkeurig te omschrijven welke herstelmaatregelen of werkzaamheden door de aan te schrijven belanghebbende moeten worden verricht teneinde te voorkomen dat van overheidswege zal worden opgetreden.