Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2016 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellant,
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
22 mei 2014 opgesteld. In dit rapport is onder andere het volgende vermeld:
Ik ben vader geworden. De baby is 2 dagen oud. Het pas mij helemaal niet dat jullie hier op een controle doen. Ik ben nu aan het melken. Ik heb geen tijd voor jullie.Nadat wij hem hadden gefeliciteerd met de geboorte deelden wij het doel van onze komst mee zijnde een controle op I en R en dierwelzijn. Ik, verbalisant [I], deelde hem mede dat er een NI rund met identificatiecode […] van het bedrijf was afgevoerd en elders bij een andere houder weer was aangevoerd. Hiervoor is [appellant] proces-verbaal aangezegd.
9 april 2014 duidelijk gemeld dat de NVWA-controleurs snel door de stal konden tijdens het melken en na het melken terug konden komen. Beide zaken zijn niet terug te vinden in het rapport. Voorts heeft appellant aangevoerd dat er geen sprake is van de weigering van de uitvoering van een controle ter plaatse. Op het moment van de onaangekondigde controle was appellant de koeien aan het melken en hierbij kon hij niet langdurig weg. Appellant heeft toen kortaf maar duidelijk gemeld dat de controleurs snel door de stal konden gaan tijdens het melken en na het melken terug konden komen. Appellant is van mening dat de controleurs zich er makkelijk vanaf hebben gemaakt en dat er niet deugdelijk is gehandeld.
16 juni 2011, Marija Omejc, C-536/09 (ECLI:EU:C:2011:398, punten 28 en 29) van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellant de controle op
9 april 2014 – die niet behoefde te worden aangekondigd – heeft verhinderd, als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Verordening. Het College, zoals eerder overwogen in de uitspraak van 20 april 2016 (ECLI:NL:CBB:2016:108), sluit op zich zelf niet uit dat in zeer uitzonderlijke omstandigheden de landbouwer zich zou kunnen beroepen op een noodsituatie op het bedrijf die het voor hem onmogelijk maakte om op dat moment mee te werken aan de controle. In dit geval was echter van zo’n situatie geen sprake. Appellant heeft immers niet alle maatregelen genomen die in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van hem hadden kunnen worden verlangd om te waarborgen dat toch een controle kon worden uitgevoerd. Het College kan op zich zelf wel enig begrip opbrengen voor de emoties van appellant gezien de ter zitting toegelichte voorgeschiedenis met de NVWA. Niettemin had van hem, als oplettende eigenaar van een landbouwbedrijf, kunnen worden verlangd in ieder geval in overleg te treden met de controleurs van de NVWA. Door de controleurs en de dierenarts van de NVWA de toegang tot zijn bedrijf te weigeren, kan het College niet anders dan concluderen dat appellant niet alle zorgvuldigheid aan de dag heeft gelegd die, ook in de gegeven omstandigheden, van hem mocht worden gevergd.