ECLI:NL:CBB:2016:212

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
11 augustus 2016
Zaaknummer
15/459, 15/460, 15/461
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bestuurswisseling en inschrijving in het handelsregister

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 28 juni 2016, werd de juistheid van een bestuurswisseling van de vereniging Vissersvrouwenkoor “De Walnoten” beoordeeld. De appellanten, die tot 12 mei 2015 geregistreerd stonden als bestuurders, voerden aan dat de opgave van de bestuurswisseling door een niet-bevoegd persoon was gedaan en dat er geen instemming was verleend door het oude bestuur. De verweerster, de Kamer van Koophandel, had eerder besloten tot inschrijving van de bestuurswisseling per 9 april 2015, maar trok dit besluit later in en herzag haar eerdere besluiten. De appellanten stelden dat de besluitvorming onjuist en onzorgvuldig was, en dat het nieuwe bestuur zonder toestemming van de oud-penningmeester het saldo van de bankrekeningen had overgezet.

Het College oordeelde dat de verweerster terecht had geconcludeerd dat de opgave van de bestuurswisseling was gedaan door een bevoegd persoon. De appellanten hadden niet aangetoond dat de besluiten van de algemene ledenvergadering (alv) van 9 april 2015 ongeldig waren. Het College stelde vast dat de alv rechtsgeldig was bijeengeroepen en dat de benoeming van het nieuwe bestuur op rechtmatige wijze had plaatsgevonden. De beroepen van de appellanten werden ongegrond verklaard, en het College concludeerde dat er geen procesbelang meer was bij een zelfstandige beoordeling van de eerdere besluiten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een correcte procedure bij bestuurswisselingen en de rol van de Kamer van Koophandel in het proces van inschrijving in het handelsregister. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de proceskosten werden niet toegewezen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 15/459, 15/460 en 15/461
24301

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 juni 2016 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats 1] , appellante in zaak 15/459,

[naam 2] ,te [plaats 2] , appellante in zaak 15/460 en
[naam 3], te [plaats 3] , appellante in zaak 15/461,
tezamen: appellanten
en

de Kamer van Koophandel, verweerster

(gemachtigde: mr. J.P.M. van der Ende).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam 4], te [plaats 4] .

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2015 (het primaire besluit) heeft verweerster besloten tot inschrijving in het handelsregister van een bestuurswijziging van Vissersvrouwenkoor “De Walnoten”
(de vereniging) per 9 april 2015.
Bij afzonderlijke besluiten van 5 juni 2015 (de bestreden besluiten I) heeft verweerster de bezwaren van appellanten ongegrond verklaard.
Appellanten hebben tegen de bestreden besluiten I beroep ingesteld.
Bij besluit van 25 augustus 2015 (het bestreden besluit II) heeft verweerster de bestreden besluiten I herzien en het primaire besluit ingetrokken.
Bij brief van 3 september 2015 (het bestreden besluit III) heeft verweerster het College meegedeeld dat zij haar primaire besluit in stand laat.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
[naam 4] ( [naam 4] ) heeft een reactie op het beroepschrift ingediend.
Het College heeft de beroepen gevoegd behandeld ter zitting op 12 april 2016. Appellanten zijn verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. [naam 4] is eveneens ter zitting verschenen.
Overwegingen
1. Bij de beoordeling van het geschil gaat het College uit van de volgende feiten.
1.1
In het handelsregister stonden appellanten tot 12 mei 2015 geregistreerd als bestuurders van de vereniging. Bij de primaire besluiten heeft verweerster besloten tot inschrijving in het handelsregister van de opgaven door [naam 4] van 9 april 2015 van de uittreding van appellanten als bestuurders van de vereniging per 9 april 2015 en de toetreding van [naam 5] , [naam 6] en [naam 4] (het nieuwe bestuur) als nieuwe bestuurders per genoemde datum alsmede de wijziging van het vestigingsadres, het
e-mailadres en het telefoonnummer van de vereniging.
1.2
Appellanten hebben in bezwaar betoogd dat de opgave van de bestuurswisseling is gedaan door een niet-bevoegd persoon. Appellanten hebben immers geen instemming verleend met de inschrijving van de bestuurswisseling in het handelsregister. Bovendien is er geen meerderheid in de algemene ledenvergadering (alv) geweest die de bestuurswijziging heeft goedgekeurd.
1.3
Bij brief van 18 mei 2015 heeft verweerster in het kader van de heroverweging van het primaire besluit, op de voet van artikelen 4, eerste lid, en 5, tweede lid, Handelsregisterbesluit 2008 (Hrb 2008) [naam 4] verzocht om bewijsstukken over te leggen waaruit de juistheid van de opgave blijkt. Bij brief van 29 mei 2015 heeft [naam 4] onder meer notulen overgelegd van een alv van 9 april 2015 waarin staat vermeld dat dertien (13) leden hebben gestemd voor (her)benoeming van appellanten als bestuurders van de vereniging en vijftien (15) leden hebben gestemd voor benoeming van het nieuwe bestuur.
1.4
Bij de bestreden besluiten I heeft verweerster de bezwaren van appellanten ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Verweerster heeft daaraan ten grondslag gelegd dat uit de stukken blijkt dat de opgave is gedaan door een bestuurster die op de alv van 9 april 2015 door de leden is gekozen en dat voor de bestuurswijziging de handtekening van de uittredende bestuurders niet is vereist. Voorts heeft verweerster overwogen dat er conform de procedure is gehandeld. Zo heeft verweerster kennis genomen van de notulen van de ledenvergadering waaruit de benoeming van de betreffende bestuurders blijkt. Verweerster ziet geen reden om aan de juistheid van de notulen te twijfelen.
1.5
Bij het bestreden besluit II heeft verweerster het primaire besluit ingetrokken. Daaraan heeft verweerster ten grondslag gelegd dat vanwege het ontbreken van een onbetwiste ledenadministratie alsmede notariële statuten niet met zekerheid de bevoegdheid van de aangever kan worden vastgesteld. Bij het bestreden besluit III heeft verweerster haar primaire besluit alsnog in stand gelaten.
2. Appellanten stellen zich in beroep op het standpunt dat verweerster ten onrechte tot inschrijving van de bestuurswisseling is overgegaan. Daartoe voeren zij aan dat onduidelijk is op grond van welke machtiging de inschrijving heeft plaatsgevonden, nu zij geen medewerking hebben verleend aan de indiening van de opgave van [naam 4] van 9 april 2015. Appellanten vermoeden dat - gelet op de snelle beslissing op de bezwaren - verweerster buiten de normaal geldende procedures tot inschrijving van de bestuurswisseling is overgaan. Gelet hierop concluderen appellanten dat de besluitvorming onjuist is en onzorgvuldig tot stand is gekomen. Appellanten voeren verder aan dat het nieuwe bestuur zonder toestemming van appellante [naam 3] (oud-penningmeester) het saldo van de bestaande bankrekeningen van de vereniging heeft overgezet naar een nieuwe bankrekening.
3. Verweerster voert aan dat appellanten abusievelijk ervan uitgaan dat inschrijving van de bestuurswisseling uitsluitend kan plaatsvinden indien het oude bestuur daarmee heeft ingestemd. Omdat de opgaaf van 9 april 2015 niet mede was ondertekend door het oude bestuur heeft verweerster nader onderzocht of de civielrechtelijke basis van de opgaaf zodanig is dat er geen gerede twijfel is over de juistheid van de opgaaf. In het onderzoek is komen vast te staan dat het aantal leden op 9 april 2015, negenentwintig (29) was, het oude bestuur de ledenvergadering van 9 april 2015 rechtsgeldig heeft bijeengeroepen, het oude bestuur ontslag heeft genomen conform de daarvoor geldende civielrechtelijke regelgeving (artikel 3:37 van het BW) en dat het nieuwe bestuur rechtsgeldig met normale meerderheid van stemmen is benoemd.
4. Ten aanzien van de nadere besluitvorming oordeelt het College als volgt. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Bij het bestreden besluit II heeft verweerster de bestreden besluiten I herzien en het primaire besluit ingetrokken. Het beroep van appellanten heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege mede betrekking op de bestreden besluiten II en III, nu laatstgenoemd besluit dient ter vervanging van de bestreden besluiten I waartegen de beroepen van appellanten waren gericht.
5.1
Met betrekking tot de beroepen van appellanten, voor zover gericht tegen het bestreden besluit III, overweegt het College als volgt. Het College begrijpt het bestreden besluit III aldus dat verweerster aan dit besluit dezelfde motivering ten grondslag heeft gelegd als aan de bestreden besluiten I.
5.2
Ingevolge artikel 6, tweede lid, van de Handelsregisterwet 2007 (Hrw 2007) kan een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid worden ingeschreven. Artikel 18 van die wet bepaalt dat tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a en b, tweede en derde lid, ieder der bestuurders van de rechtspersoon verplicht is. Artikel 4, eerste lid, Hrb 2008 bepaalt dat verweerster onderzoekt of een opgave afkomstig is van iemand die tot het doen ervan bevoegd is en of de opgave juist is. Het tweede lid bepaalt dat, indien verweerster ervan overtuigd is dat de opgave is gedaan door iemand die tot het doen ervan bevoegd is en ook van oordeel is dat die opgave juist is, zij onverwijld overgaat tot inschrijving. In artikel 5, eerste lid, Hrb 2008 is daarnaast bepaald dat verweerster weigert om tot inschrijving over te gaan als zij er niet van overtuigd is dat de opgave afkomstig is van een tot opgave bevoegd persoon. Het tweede lid bepaalt voorts dat verweerster kan weigeren om tot inschrijving over te gaan indien (onder e) zij gerede twijfel heeft over de juistheid van de opgave.
5.3
Ten aanzien van de inschrijving van de opgave van de bestuurswijziging overweegt het College als volgt. Gelet op het feit dat de vereniging geen statuten heeft opgenomen in een notariële akte is sprake van een informele vereniging in de zin van artikel 2:26 van het BW. Nu er geen statuten zijn die de wijze van besluitvorming voorschrijven beslist de alv bij gewone meerderheid van stemmen in een vergadering. Het College stelt vast dat een ongedateerde brief van appellante [naam 2] bevestigt dat appellanten hun functie als bestuurders van de vereniging ter beschikking hebben gesteld. In een eveneens ongedateerde brief heeft zij vervolgens aan de leden van de vereniging gemeld dat het (zittende) bestuur (in tegenstelling tot eerdere berichtgeving) nog in functie is en dat dit bestuur de lopende zaken zal afhandelen totdat er meer duidelijkheid komt in de eerst volgende alv op 9 april 2015 om 19.30 uur, waarin een nieuw bestuur zal worden gekozen. In deze brief zijn ook alle leden van de vereniging opgeroepen om op deze vergadering aanwezig te zijn. Het College stelt vast dat in de op 9 april 2015 gehouden alv dertien (13) leden vóór (her)benoeming van appellanten (het oude bestuur) hebben gestemd en vijftien (15) leden vóór benoeming van het nieuwe bestuur hebben gestemd. Nu niet is gebleken dat appellanten bij de burgerlijke rechter de nietigheid dan wel de vernietigbaarheid van het besluit van de alv van 9 april 2015 hebben ingeroepen moet het College ervan uitgaan dat het nieuwe bestuur op 9 april 2015 op rechtmatige wijze door de alv is benoemd. Het College is van oordeel dat verweerster onder deze omstandigheden terecht heeft geconcludeerd dat geen sprake is van gerede twijfel over de juistheid van de opgave van
9 april 2015, zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder e, van het Hrb 2008.
5.4
Gelet op het voorgaande heeft verweerster terecht geoordeeld dat [naam 4] bevoegd was tot het doen van de opgaven. Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Hrw 2007, in samenhang met artikel 6, tweede lid, van deze wet, is ieder der bestuurders van een vereniging bevoegd tot het doen van de opgave. Nu [naam 4] ten tijde van de ontvangst van de opgavenformulieren was benoemd als nieuwe bestuurster van de vereniging en er voor verweerster geen reden was te twijfelen aan de geldigheid van die benoeming, was zij bevoegd tot het doen van opgave van de bestuurswisseling
6. De beroepen voor zover gericht tegen het bestreden besluit III zijn ongegrond. Het College is niet gebleken dat partijen nog procesbelang hebben bij een zelfstandige beoordeling van hun beroepen tegen de bestreden besluiten I en II, zodat de beroepen tegen die besluiten niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College:
  • verklaart de beroepen voor zover gericht tegen de bestreden besluiten I en II
  • verklaart de beroepen voor zover gericht tegen het bestreden besluit III ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.E. Doolaard, mr. S.C. Stuldreher en mr. J. Schukking, in aanwezigheid van mr. A. El Markai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2016.
w.g. W.E. Doolaard w.g. A. El Markai