Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- schorst de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op het door hen betaalde griffierecht van in totaal
- € 1002,- (3 x € 334,-) aan verzoeksters te vergoeden;
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 22 juli 2016 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van drie intermediaire ondernemingen. De verzoeksters, vertegenwoordigd door mr. dr. J.J.J. de Rooij, hebben bezwaar gemaakt tegen besluiten van de staatssecretaris van Economische Zaken, die hen een voorafmeldplicht heeft opgelegd voor mesttransporten. Deze besluiten zijn genomen naar aanleiding van vermoedens van fraude op basis van geregistreerde gehaltes van stikstof en fosfaat in de vervoerde mest. De verzoeksters stelden dat de opgelegde maatregel hen onterecht benadeelt en dat er geen bewijs is van overtredingen. De staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. A.H. Spriensma-Heringa, verdedigde de maatregel als een noodzakelijke toezichtmaatregel om fraude te voorkomen.
Tijdens de zitting op 8 juli 2016 is de noodzaak van de voorafmeldplicht besproken. De voorzieningenrechter overwoog dat de maatregel een aanzienlijke impact heeft op de bedrijfsvoering van de verzoeksters en dat er geen overtredingen zijn vastgesteld. De voorzieningenrechter concludeerde dat de maatregel als een bestuurlijke sanctie moet worden gekwalificeerd, wat betekent dat deze niet kan worden opgelegd zonder bewijs van overtredingen. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken van de verzoeksters toegewezen en de bestreden besluiten geschorst, waarbij de staatssecretaris werd veroordeeld in de proceskosten van de verzoeksters tot een bedrag van € 992,-.
De uitspraak benadrukt het belang van evenredigheid in bestuursrechtelijke maatregelen en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van belangen bij het opleggen van sancties. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat, zelfs als de maatregel als toezichtsbevoegdheid wordt beschouwd, de evenredigheid van de maatregel moet worden afgewogen tegen het doel dat ermee wordt gediend.