Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 juli 2016 op de hoger beroepen van:
de Autoriteit Consument en Markt(ACM)
[Vennootschap B1](Duitsland), voorheen genaamd [Vennootschap B1] ,
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
“Het moment van aanvang van dit onderzoek is 4 maart 2008”blijkt dat vóór die datum geen sprake was van een onderzoek in de zin van artikel 15 onder (a) van de Richtsnoeren Clementie. Het concept-onderzoeksvoorstel kan voorts niet worden beschouwd als een schriftelijke vastlegging van een vermoeden van een kartel. Met een concept-onderzoeksvoorstel is per definitie nog geen sprake van een onderzoek in de zin van de Richtsnoeren Clementie, nu het slechts is opgesteld ter facilitering van een voorstel voor een onderzoek.
“Vaststelling moment van aanvang geopend onderzoek zoals bedoeld in de richtsnoeren clementietoezegging”, en bepaalt uitdrukkelijk en zonder voorbehoud:
“Het moment van aanvang van dit onderzoek is 4 maart 2008.”Naar het oordeel van het College staat hiermee vast dat ook in de visie van ACM vóór 4 maart 2008 nog geen sprake was van een begin van een onderzoek zoals bedoeld in artikel 15 onder (a) van de Richtsnoeren Clementie. In het licht van deze startnotitie kan bezwaarlijk worden aangenomen dat een ander stuk, meer specifiek een zich in de conceptfase bevindend onderzoeksvoorstel, beschouwd zou moeten worden als de interne schriftelijke vastlegging van het eerste vermoeden van een kartel als bedoeld in voetnoot 8 van de Richtsnoeren Clementie. Het betoog van ACM, dat ook de startnotitie niet als geldige interne schriftelijke vastlegging van het eerste vermoeden van een kartel kan worden aangemerkt aangezien dit stuk evenmin door (een lid van) de raad van bestuur van ACM is ondertekend, kan niet worden gevolgd. Terecht wijst [Onderneming B] erop dat de ondertekenaar van de startnotitie – mr. drs. G.G.J. ten Broeke – op basis van haar functie als clustermanager ten tijde van belang op grond van artikel 16 van het Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging NMa 2005 gemandateerd en gemachtigd was door de raad van bestuur van de NMa tot het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen die verband houden met onder meer de Mededingingswet.
Beslissing
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt ACM in de proceskosten van [Onderneming B] tot een bedrag van € 1.984,--.