Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 juli 2016 op de hoger beroepen van:
de Autoriteit Consument en Markt (ACM),
[Vennootschap M1] (Duitsland),
[Vennootschap J1 2] (Duitsland), voorheen genaamd
[Vennootschap K1] (Duitsland),
[Vennootschap L1] (Duitsland),
en
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
“German mills”voor € 600.000
“compensation”zou worden bijgedragen aan de koopsom van [Onderneming Z] niet – zonder meer – betekent dat de andere genoemde Duitse meelproducenten ook op de hoogte waren dat zij zouden meebetalen aan de koop. Er blijkt slechts uit dat de bij de overeenkomst betrokken partijen waren overeengekomen dat door
“German mills”voor dat bedrag zou worden bijgedragen aan de koopsom [Onderneming Z] . De handgeschreven aantekeningen waar ACM zich voorts op baseert, zijn door clementieverzoeker [Onderneming B] zelf opgesteld en dus een door één enkele partij opgesteld overzicht. Het overzicht is opgemaakt op 24 november 2004, ruim zes maanden nadat de overeenkomst is gesloten. Gelet op het moment van betaling is volgens de rechtbank ook aannemelijk dat het bedrag van € 600.000,-- door [Onderneming B] is voorgeschoten. Immers, volgens ACM is het bedrag al in mei 2004 door [Onderneming B] overgemaakt aan [Onderneming A] , maar [Onderneming B] is pas een half jaar later bedragen gaan innen bij de andere Duitse molens. De rechtbank volgt ACM dan ook niet in haar stelling dat uit de betaling van de facturen op zich volgt dat de aantekeningen in het overzicht geen weergave zijn van een voornemen van [Onderneming B] .
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
“German Mills”€ 600.000,-- zullen bijdragen aan de koop van de [Onderneming Z] -fabriek. De aantekeningen van [Onderneming B] vormen volgens ACM een weerslag van de afspraak over de verdeling van dit bedrag onder de
“German Mills”. Uit de aantekeningen blijkt dat [Onderneming M] , [Onderneming J] , [Onderneming K] en [Onderneming L] een bijdrage zouden leveren aan de koop. Deze ondernemingen hebben de in de aantekeningen vermelde bijdragen ook daadwerkelijk voldaan, zo betoogt ACM. [Onderneming B] heeft facturen gestuurd aan [Onderneming J] , [Onderneming M] en [Onderneming L] , ten bedrage van de in haar aantekeningen genoemde bijdragen, welke facturen kort na verzending door deze ondernemingen zijn voldaan. De bijdrage van [Onderneming K] is door [Onderneming B] met haar verrekend, aldus ACM. Uit de clementieverklaringen van [Onderneming B] en [Onderneming C] blijkt volgens ACM dat [Onderneming M] , [Onderneming J] , [Onderneming K] en [Onderneming L] betrokken waren bij de totstandkoming van de afspraak over de bijdrage van de
“German Mills”, en dat zij ook daadwerkelijk hebben bijgedragen. [Onderneming B] heeft namens de betrokken Duitse molens betaald en de aandelen van de andere Duitse molens bij hen in rekening gebracht of met hen verrekend.
“enkele Duitse meelbedrijven”overeen is gekomen om bedrijfsonderdelen van [Onderneming Z] op te kopen en te voorkomen dat deze opnieuw voor molenactiviteiten gebruikt zouden worden. De clementieverklaring van [Onderneming A] noemt [Onderneming M] , [Onderneming J] , [Onderneming K] en [Onderneming L] wellicht niet bij naam, maar bevestigt volgens ACM de door [Onderneming B] en [Onderneming C] geschetste gang van zaken. Uit de verklaringen van de heren [Persoon B3] en [Persoon B2] ( [Onderneming B] ) en [Persoon C1] ( [Onderneming C] ) volgt, aldus ACM, dat [Onderneming M] , [Onderneming J] , [Onderneming K] en [Onderneming L] zijn geïnformeerd over de gemaakte afspraak over de Duitse bijdrage van € 600.000,-- en dat zij aanwezig zijn geweest bij de bijeenkomst over de verdeling daarvan. Deze bijeenkomst vond mogelijk plaats in het kader van de zogenaamde
“Hannoverrunde”die onderdeel uitmaakte van het Duitse meelkartel. Volgens ACM namen alle Duitse molens die bij de ontmanteling van [Onderneming Z] betrokken waren – inclusief [Onderneming M] , [Onderneming J] , [Onderneming K] en [Onderneming L] – ook deel aan deze
“Hannoverrunde”.
“ [Onderneming M] ”of
“ [Onderneming M] ”op de aantekeningen) € 8.000,-- aan [Onderneming Z] bijdroeg. Op 10 december 2004 stuurde [Onderneming B] voor dit bedrag, vermeerderd met Duitse omzetbelasting, een factuur aan [Onderneming M] , waarop vermeld staat dat het gaat om machines uit de [Onderneming Z] -fabriek. Binnen vier weken heeft [Onderneming M] dit bedrag voldaan. Hiervoor zijn geen machines geleverd, zo stelt ACM. Dat [Onderneming M] met haar betaling van de factuur dacht daadwerkelijk machines aan te schaffen, zoals [Onderneming M] betoogt, acht ACM niet aannemelijk en doet geen twijfel rijzen omtrent het hiervoor genoemde bewijs. [Onderneming M] heeft niets kunnen overleggen waaruit blijkt dat zij bij [Onderneming B] op levering van genoemde machine uit de [Onderneming Z] -fabriek heeft aangedrongen, en de verklaring van haar advocaat – dat een juridische procedure niet opportuun zou zijn – is pas achteraf in de beroepsfase opgesteld.
“VK”op de aantekeningen) € 120.800,-- aan [Onderneming Z] bijdroeg. Op 10 december 2004 stuurde [Onderneming B] voor dit bedrag, vermeerderd met Duitse omzetbelasting, een factuur aan een dochter van [Onderneming J] ( [Vennootschap J2] ). Deze factuur bevat geen verwijzing naar [Onderneming Z] , maar vermeldt wel dat
“Mühlereimachinen”in rekening worden gebracht. Binnen vier weken heeft [Vennootschap J2] dit bedrag voldaan. Hiervoor zijn geen machines geleverd, zo stelt ACM. Dat [Onderneming J] met haar betaling van de factuur dacht een compensatiebetaling te voldoen in het kader van het Duitse meelkartel, acht ACM niet aannemelijk. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat [Onderneming J] op de hoogte is gesteld van de afspraak omtrent de ontmanteling van [Onderneming Z] en de bijdrage daaraan door de
“German Mills”, en daarnaast is de betaling exact gelijk aan het bedrag genoemd in de aantekeningen opgesteld door [Onderneming B] . Het is volgens ACM onwaarschijnlijk dat een vergoeding in verband met het Duitse volumekartel precies gelijk is aan het bedrag dat in die aantekeningen staat vermeld als het aandeel van [Onderneming J] in verband met de ontmanteling van [Onderneming Z] .
“ [Onderneming K] ”of
“ [Onderneming K] ”op de aantekeningen) € 18.000,-- aan [Onderneming Z] bijdroeg. Uit die aantekeningen, in samenhang met de verklaring van de heren [Persoon B3] en [Persoon B2] van 7 augustus 2008, blijkt dat [Onderneming B] het aandeel van [Onderneming K] voor haar rekening nam omdat [Onderneming B] nog zaken met [Onderneming K] te vereffenen had. [Onderneming K] bijdrage zou door [Onderneming B] zijn verrekend met een vordering van [Onderneming K] op [Onderneming B] van € 259.770,-- met betrekking tot de stillegging van de Duitse Fuchs-molen, welke stillegging plaatsvond in het kader van het Duitse meelkartel. Dit verklaart volgens ACM waarom [Onderneming K] – anders dan diverse andere betrokken Duitse molens – geen factuur van [Onderneming B] heeft ontvangen. Hierbij wijst ACM erop dat de heren [Persoon B3] en [Persoon B2] hebben verklaard dat iedereen (behalve [Onderneming E2] ) heeft betaald. Als er problemen zouden zijn geweest met het innen of verrekenen van de bijdrage van [Onderneming K] , dan is het volgens ACM aannemelijk dat de heren [Persoon B3] en [Persoon B2] zich dit herinnerd zouden hebben. ACM acht de verklaring van [Onderneming K] , dat het bedrag van € 259.770,-- vermeld in de aantekeningen van [Onderneming B] een rechtmatige handelstransactie betrof en dat er geen verrekening heeft plaatsgevonden, niet aannemelijk. Op de aantekeningen staat immers vermeld dat de vordering van [Onderneming K] op [Onderneming B] betrekking had op
“Fuchs”– een eveneens stilgelegde molen.
“German Mills”-bijdrage van € 600.000,-- heeft betaald zonder afstemming met alle Duitse molens die geacht werden bij te dragen. Deze betaling betrof, met andere woorden, een (niet gedekt) voorschot van [Onderneming B] . Deze uitleg vindt bevestiging in de clementieverklaring van [Onderneming C] , en in het feit dat [Onderneming B] pas een half jaar later aan andere Duitse molens facturen heeft gestuurd.
“Verteilerschnecken”van [Onderneming B] gekocht en is constant in de veronderstelling geweest deze geleverd te krijgen. Toen – enige tijd na de betaling van € 8.000,-- – de levering uitbleef, heeft zij mondeling bij [Onderneming B] aangedrongen op levering. Uiteindelijk heeft [Onderneming M] op advies van haar advocaat geen juridische stappen ondernomen om de levering van de machines alsnog af te dwingen. Dit voorgaande heeft zij door middel van verschillende feiten en omstandigheden onderbouwd, aldus [Onderneming M] . Ten slotte betoogt [Onderneming M] dat [Onderneming B] blijkens haar verklaringen de opkoop en ontmanteling van [Onderneming Z] ook zonder bijdrage van [Onderneming M] zou hebben voortgezet, en dat [Onderneming M] vanwege haar marktpositie geen reden had om zich te bemoeien met de stillegging van [Onderneming Z] .
“a gut feel of fairness”. Het resultaat van de onderhandelingen was dat [Onderneming A] het grootste deel van het bedrag voor haar rekening zou nemen, daarna de Belgische molens, en het restant (€ 600.000,--) zou door de Duitse molens worden voldaan. [Persoon B3] ( [Onderneming B] ) verklaart als volgt over de totstandkoming van deze afspraak:
And there were several German millers, when I remember well. There were the two [Naam] , [Persoon E3] and [Persoon E1] [Onderneming E1] . It was me and Mr. [Persoon C1] from [Onderneming C] and probably some other German millers. And in this meeting we had a discussion on the [Onderneming Z] -deal and the expectation was to have a higher part of the German millers. Then we had a discussion and finalized on the 600,000 euros.”
The German millers being there, I had agreement from them, that I could work with. For me that was without doubt; that the other German millers would contribute, in a way which we needed to discuss and to find out.”
[Persoon B2] : I do not know whether the split of the 600,000 euros was made in some side meeting or how we came to that split. I can only tell you the split itself, because it is in our notes. It may well have been that the split was made on the occasion of one of the Hannover meetings.(…)
I do not recall when and where the split of the 600,000 euros exactly happened and I also do not recall on which principles the split was made.”
As we had the split of the 600,000 euros amongst the German millers, we had to somehow allocate some of the equipment to the companies in question. And this was done with these handwritten notes. I do not recall whether we had contacts with the other German millers, asking them: do you have an interest in this and that equipment? Which then would have called the question: is that equipment there yes or no? For us it was an instrument to split up the 600,000 euros and find something which we could put on the respective invoices which we would send to the companies in question.”
[Onderneming B] heeft aan [Onderneming A] de aandelen van twee of drie kleinere Duitse molens betaald; zeker weet ik dat voor de [Onderneming E2] en de [Onderneming M] . [Onderneming B] heeft vervolgens geprobeerd een vergoeding van deze molens te krijgen, wat bij mijn weten bij de [Onderneming E2] niet is gelukt, maar bij de [Onderneming M] wel. Tot de kleinere Duitse molens behoorden [Vennootschap J1 1] , de [Onderneming H] , [Onderneming Y] , [Onderneming K] , de Milsermühle en de [Onderneming E2] . Deze molens waren allemaal bij de afwikkeling betrokken, ook al hadden zij niet per se aan alle gesprekken deelgenomen. Zij werden dan eventueel telefonisch over de uitkomst van de gesprekken geïnformeerd en gaven vervolgens hun goedkeuring. Het was in hoofdzaak [Onderneming B] die het op zich had genomen deze informatie te verspreiden.”
[Onderneming B] paid the contribution for its group as well as for [Onderneming E2] . Other mills that direct or indirectly paid were the following: [Onderneming E1] , [Onderneming H] , [Onderneming J] , [Onderneming K] , [Onderneming Y] , [Onderneming I] , [Onderneming D] , [Onderneming M] and [Onderneming L] .”
Beslissing
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt ACM in de proceskosten van [Onderneming J] tot een bedrag van € 1.984,--;
- veroordeelt ACM in de proceskosten van [Onderneming M] tot een bedrag van
- veroordeelt ACM in de proceskosten van [Onderneming L] tot een bedrag van € 1.984,--;
- veroordeelt ACM in de proceskosten van [Onderneming K] tot een bedrag van € 992,--.