3.1.De voor de rechtsoverwegingen van belang zijnde regelgeving luidt als volgt.
Uit de Richtlijn 2007/43/EG van de Raad van 28 juni 2007 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens (Richtlijn):
Artikel 3
1. De lidstaten dragen er zorg voor dat:
a) alle stallen voldoen aan de voorschriften van bijlage I; (…)
2. De lidstaten zien erop toe dat de maximale bezettingsdichtheid in een pluimveebedrijf of een stal op een bedrijf nooit hoger is dan 33 kg/m2.
3. In afwijking van lid 2 kunnen de lidstaten bepalen dat vleeskuikens mogen worden gehouden met een hogere bezettingsdichtheid, mits de eigenaar of houder niet alleen de voorschriften van bijlage I, maar ook de voorschriften van bijlage II naleeft.
4. De lidstaten zien erop toe dat, wanneer een afwijking wordt toegestaan uit hoofde van lid 3, de maximale bezettingsdichtheid in een pluimveebedrijf of een stal op een pluimveebedrijf nooit hoger is dan 39 kg/m2.
5. Indien aan de criteria van bijlage V wordt voldaan, kunnen de lidstaten toestaan dat de in lid 4 bedoelde maximale bezettingsdichtheid met ten hoogste 3 kg/m2 wordt verhoogd.
Artikel 6, tweede lid
2. De lidstaten dienen bij de Commissie de resultaten in van de gegevensverzameling die gebaseerd is op de monitoring van een representatief monster van geslachte koppels gedurende een minimumperiode van een jaar. Ten behoeve van een relevante analyse dienen de monsterneming en de gegevensvereisten zoals bedoeld in bijlage III, wetenschappelijk gefundeerd, objectief en vergelijkbaar te zijn en vastgesteld volgens de procedure van artikel 11. (...)
Uit het Vleeskuikenbesluit:
Artikel 1
1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. bezettingsdichtheid: totale levende gewicht van vleeskuikens die tegelijkertijd in de stal per vierkante meter bruikbare oppervlakte aanwezig zijn; (…)
h. officiële dierenarts: dierenarts die is verbonden aan de Voedsel en Waren Autoriteit; (...)
m. wet: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Artikel 6
1 Wanneer een officiële dierenarts aan de houder en een ambtenaar als bedoeld in artikel 114, eerste lid, van de wet, gegevens heeft verstrekt met betrekking tot de dagelijkse mortaliteit, de gecumuleerde dagelijkse mortaliteit of de resultaten van de post mortem keuring die wijzen op slechte dierenwelzijnsomstandigheden, nemen de eigenaar of houder van de desbetreffende dieren passende maatregelen ter verbetering van het dierenwelzijn.
2 Onze Minister treft, ingeval een officiële dierenarts informatie verstrekt als bedoeld in het eerste lid, maatregelen ter verbetering van het dierenwelzijn. Deze maatregelen kunnen inhouden:
a. een verplichting voor de eigenaar of houder tot het opstellen van een plan van aanpak;
b. een verbod voor de eigenaar of houder op het houden van vleeskuikens, tenzij de bezettingsdichtheid niet hoger is dan een bij die maatregel vast te stellen gewicht per vierkante meter, gedurende een bij die maatregel bepaalde periode.
3 Het plan van aanpak, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt ter goedkeuring aan Onze Minister voorgelegd.
Uit de Regeling vleeskuikens:
Artikel 9a
1 De eigenaar of houder die een maximale bezettingsdichtheid van 42 kg/m2 toepast, zorgt ervoor dat voor elk koppel in de slachterij, of voor een voor de export bestemd koppel op het bedrijf ten hoogste vijf werkdagen voor het einde van de ronde, wordt vastgesteld in welke mate voetzoollaesies voorkomen.
2 Ten behoeve van de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, wordt bij een aantal vleeskuikens van een koppel beoordeeld bij hoeveel dieren er:
a. geen of een zeer kleine verkleuring zichtbaar is (klasse 0);
b. verkleuring maar geen diepe aantasting aanwezig is (klasse 1);
c. een laesie met aantasting van de opperhuid en onderhuidse ontsteking aanwezig is (klasse 2).
3 De eigenaar of houder maakt afspraken met de slachterij respectievelijk het bedrijf dat de vaststelling in de stal verricht, zodanig dat de vaststelling plaatsvindt:
a. bij de slachterij:
1°. door een daarvoor opgeleide medewerker, bij 100 kuikens van elk koppel, waarvan 50 kuikens direct na verwerking van ongeveer 30% van het koppel, en 50 kuikens direct na verwerking van ongeveer 60% van het koppel, met inachtneming van het protocol dat als bijlage 1 bij deze regeling is gevoegd, dan wel (...)
4 De totaalscore voor het koppel wordt vastgesteld:
a. in geval van visuele meting in de slachterij of het houderijbedrijf met gebruikmaking van de formule: aantal punten= (aantal dieren klasse 0).0 + (aantal dieren klasse 1).0,5 + (aantal dieren klasse 2).2 (...)
Artikel 9b
1 Indien een maximale bezettingsdichtheid van 42 kg/m2 wordt toegepast, is de gemiddelde score, bedoeld in artikel 9a, zesde lid, niet hoger dan 80 punten.
2 Indien de gemiddelde score, bedoeld in artikel 9a, zesde lid, meer dan 120 punten bedraagt,
a. stelt de eigenaar of houder, zo mogelijk met behulp van een dierenarts, voor 1 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarop de meldingen betrekking hadden, een verbeterplan op met daarin de maatregelen die hij gaat doorvoeren in elke stal waarvoor de gemiddelde score meer dan 120 punten bedroeg, om ervoor te zorgen dat in elk geval aan het einde van dat jaar wordt voldaan aan het eerste lid, en
b. verlaagt de eigenaar of houder uiterlijk met ingang van 1 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarop de meldingen betrekking hadden, en vervolgens ten minste gedurende het hele kalenderjaar, de bezettingsdichtheid in elke stal waar de gemiddelde score meer dan 120 punten bedroeg, tot ten hoogste 39 kg/m2.
(...)
Uit het Besluit houders van dieren:
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: (..)
wet: Wet dieren; (..)
Artikel 2.48. Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
bezettingsdichtheid: totale levende gewicht van vleeskuikens die tegelijkertijd in de stal per vierkante meter bruikbare oppervlakte aanwezig zijn;
(..)
koppel: groep vleeskuikens die in een stal zijn ondergebracht en gelijktijdig in die stal aanwezig zijn;
pluimveebedrijf: productieplaats waar vleeskuikens worden gehouden;
richtlijn 2007/43/EG: richtlijn 2007/43//EG van de Raad van 28 juni 2007 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens (PbEU 2007, L 182);
stal: gebouw op een pluimveebedrijf waar een koppel vleeskuikens wordt gehouden;
vleeskuiken: dier van de soort Gallus gallus dat wordt gehouden voor de productie van vlees.
Artikel 2.50. Toepasselijkheid voorschriften
1 Het is verboden vleeskuikens te houden.
2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:
a. de bezettingsdichtheid niet hoger is dan 33 kg/m2, en
b. wordt voldaan aan de artikelen 2.51 tot en met 2.54.
3 In afwijking van het eerste lid en het tweede lid, onderdeel a, is het toegestaan vleeskuikens te houden met een hogere bezettingsdichtheid dan 33 kg/m2, indien:
a. de bezettingsdichtheid niet hoger is dan 39 kg/m2, en
b. wordt voldaan aan de artikelen 2.55 tot en met 2.58.
4 In afwijking van het eerste lid, het tweede lid, onderdeel a en het derde lid, is het toegestaan vleeskuikens te houden met een hogere bezettingsdichtheid dan 39 kg/m2, indien:
a. de bezettingsdichtheid niet hoger is dan 42 kg/m2, en
b. wordt voldaan aan het gestelde bij of krachtens de artikelen 2.55 tot en met 2.64.
Artikel 2.51. Houden, huisvesten en verzorgen
Vleeskuikens worden gehouden, gehuisvest en verzorgd overeenkomstig de punten 1 tot en met 10 van bijlage I van richtlijn 2007/43/EG (http://wetten.overheid.nl/BWBR0035217/2015-09-15?celex=32007L0043).
Artikel 2.53. Treffen welzijnsmaatregelen
1 Wanneer een dierenarts verbonden aan de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit, aan de houder en een ambtenaar als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de wet, gegevens heeft verstrekt met betrekking tot de dagelijkse mortaliteit, de gecumuleerde dagelijkse mortaliteit of de resultaten van de post mortem keuring die wijzen op slechte dierenwelzijnsomstandigheden, neemt de desbetreffende houder passende maatregelen ter verbetering van het dierenwelzijn.
2 Onze Minister treft, ingeval een dierenarts verbonden aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, informatie heeft verstrekt als bedoeld in het eerste lid, maatregelen ter verbetering van het dierenwelzijn, die onder meer kunnen inhouden:
a. een verplichting voor de houder tot het opstellen van een plan van aanpak;
b. een verbod voor de houder op het houden van vleeskuikens, tenzij de bezettingsdichtheid niet hoger is dan een bij die maatregel vast te stellen gewicht per vierkante meter, gedurende een bij die maatregel bepaalde periode.
3 Het plan van aanpak, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
Uit de Regeling houders van dieren:
Artikel 6.5. Aanvullende normen voor het aanhouden van een bezettingsdichtheid van meer dan 39 kg/m2, maar ten hoogste 42 kg/m2
1 De houder die een bezettingsdichtheid van meer dan 39 kg/m2, maar ten hoogste 42 kg/m2 toepast, zorgt ervoor dat voor elk koppel in het slachthuis, of voor een voor de export bestemd koppel op het bedrijf ten hoogste vijf werkdagen voor het einde van de ronde, wordt vastgesteld in welke mate voetzoollaesies voorkomen.
2 Ten behoeve van de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, wordt bij een aantal vleeskuikens van een koppel beoordeeld bij hoeveel dieren er
a. geen of een zeer kleine verkleuring zichtbaar is (klasse 0);
b. verkleuring maar geen diepe aantasting aanwezig is (klasse 1);
c. een laesie met aantasting van de opperhuid en onderhuidse ontsteking (klasse 2) aanwezig is.
3 De houder maakt afspraken met de exploitant van het slachthuis respectievelijk het bedrijf dat de vaststelling in de stal verricht, zodanig dat de vaststelling plaatsvindt:
a. bij het slachthuis:
1°. door een daarvoor opgeleide medewerker, bij 100 kuikens van elk koppel, waarvan 50 kuikens direct na verwerking van ongeveer 30% van het koppel, en 50 kuikens direct na verwerking van ongeveer 60% van het koppel, met inachtneming van het protocol dat als bijlage 3 bij deze regeling is gevoegd, dan wel:
2°. met gebruikmaking van een digitaal meetsysteem bij ten minste 70% van alle kuikens van elk koppel, overeenkomstig het protocol, dat is opgenomen in bijlage 4 (http://wetten.overheid.nl/BWBR0035248/2016-01-01);
b. in de stal: ten hoogste 5 werkdagen voordat de laatste vleeskuikens worden weggeladen, door een daarvoor opgeleide controleur, bij 100 kuikens van elk koppel met inachtneming van het protocol dat als bijlage 5 (http://wetten.overheid.nl/BWBR0035248/2016-01-01) bij deze regeling is gevoegd.
4 De totaalscore voor het koppel wordt vastgesteld:
a. in geval van visuele meting in het slachthuis of het houderijbedrijf met gebruikmaking van de formule:
aantal punten = (aantal dieren klasse 0) x 0 + (aantal dieren klasse 1) x (0,5) + (aantal dieren klasse 2) x 2
b. bij meting door middel van een digitaal meetsysteem met de formule:
aantal punten = (percentage dieren klasse 0) x 0 + (percentage dieren klasse 1) x (0,5) + (percentage dieren klasse 2) x 2
5 De in het eerste lid bedoelde houder verstrekt per koppel de gegevens waaruit de score blijkt binnen 30 dagen na de vaststelling aan de minister. De artikelen 6.2, tweede lid, en 6.8, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
6 De in het eerste lid bedoelde houder stelt na elk kalenderjaar een gemiddelde score voor het afgelopen jaar per stal vast op basis van de gegevens, bedoeld in het vijfde lid.
7 Het in het derde lid, onderdeel a, onder 2°, bedoelde digitale meetsysteem voldoet aan de volgende eisen:
a. het systeem levert een betrouwbare indeling op van de voetzoollaesies in de in het tweede lid genoemde klassen en van de resultaten van de meting overeenkomstig de in het vierde lid, onderdeel b, genoemde formule;
b. het systeem kan ten behoeve van een betrouwbare indeling worden ingesteld op beoordeling van de poten van de koppels die onder hoogbroei en van de koppels die onder laagbroei zijn verwerkt;
c. het systeem kan op zodanige wijze worden ingesteld dat de beoordeling van ieder koppel afzonderlijk plaatsvindt;
d. de in onderdeel a bedoelde gegevens worden ten minste eenmaal per dag opgeleverd;
e. de beelden van de beoordeelde koppels kunnen worden bewaard.
Artikel 6.6. Gevolgen hoge scores
1 Indien een bezettingsdichtheid van meer dan 39 kg/m2, maar ten hoogste 42 kg/m2 wordt toegepast, is de gemiddelde score, bedoeld in artikel 6.5, zesde lid, niet hoger dan 80 punten.
2 Indien de gemiddelde score, bedoeld in artikel 6.5, zesde lid, in afwijking van het eerste lid, meer dan 120 punten bedraagt,
a. stelt de houder, zo mogelijk met behulp van een dierenarts, voor 1 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarop de verstrekte gegevens betrekking hadden, een verbeterplan op met daarin de maatregelen die hij gaat doorvoeren in elke stal waarvoor de gemiddelde score meer dan 120 punten bedroeg, om ervoor te zorgen dat in elk geval aan het einde van dat jaar wordt voldaan aan het eerste lid, en
b. verlaagt de houder uiterlijk met ingang van 1 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarop de meldingen betrekking hadden, en vervolgens ten minste gedurende het hele kalenderjaar, de bezettingsdichtheid in elke stal waar de gemiddelde score meer dan 120 punten bedroeg, tot ten hoogste 39 kg/m².
(..)
Uit de Wet dieren:
Artikel 11.1
1 Besluiten, niet inhoudende een algemeen verbindend voorschrift, genomen bij of krachtens de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de Kaderwet diervoeders, de Diergeneesmiddelenwet, de Wet op de dierenbescherming, de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 of, voor zover zij betrekking hebben op onderwerpen waarop deze wet van toepassing is, krachtens de Landbouwkwaliteitswet of de Landbouwwet, die gelden op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, worden geacht te zijn genomen op grond van deze wet, onder dezelfde voorschriften, beperkingen en voorwaarden. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot voorschriften, beperkingen en voorwaarden voor zover de uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen dit vereist.
(...)
5 De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aanhangige bezwaarschriften die betrekking hebben op het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid, zijn aanhangig in de staat, waarin zij zich op dat moment bevinden en worden overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de wetten, bedoeld in het eerste lid, behandeld en beslist.
6 De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven aanhangige zaken die betrekking hebben op het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid, worden overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de wetten, bedoeld in het eerste lid, behandeld en beslist.
(...)