ECLI:NL:CBB:2016:11
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- E.R. Eggeraat
- J.A.M. van den Berk
- A.J. Schaap
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep accountantstucht: beoordeling van kostenramingen en facturatie door accountant
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de accountantskamer van 26 mei 2014, waarin zijn klacht tegen accountant [naam 3] AA ongegrond werd verklaard. De klacht betrof onder andere de kwaliteit van de dienstverlening en de hoogte van de gedeclareerde kosten. Appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft betrokkene, die als openbaar accountant-administratieconsulent verbonden is aan [naam 4] B.V., beschuldigd van het schenden van fundamentele beginselen zoals zorgvuldigheid en integriteit. De accountantskamer heeft in haar uitspraak de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld. Appellant heeft aangevoerd dat de accountantskamer stukken van betrokkene heeft betrokken die niet tijdig zijn ingediend, maar het College oordeelt dat dit niet leidt tot gegrondverklaring van het hoger beroep. Het College constateert dat appellant in zijn hoger beroepschrift op de reactie van betrokkene heeft gereageerd, waardoor zijn procespositie niet is geschaad.
Daarnaast heeft appellant betoogd dat de accountantskamer niet voldoende rekening heeft gehouden met de overschrijding van de kostenramingen door betrokkene. Het College oordeelt dat de overschrijdingen voornamelijk te wijten zijn aan 'meerwerk' dat niet in de oorspronkelijke kostenraming was opgenomen. De accountantskamer heeft terecht geoordeeld dat betrokkene niet in strijd heeft gehandeld met de fundamentele beginselen van integriteit, zorgvuldigheid en professionaliteit. Het College verklaart het hoger beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de accountantskamer.