Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2015 in de zaak tussen
[naam], te [plaats], appellant
de staatssecretaris van Economische zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
16 oktober 2014 ingezonden luchtfoto’s van de percelen 10, 16 en 21 heeft verweerder nader toegelicht waarom hij is afgeweken van de door appellant opgegeven subsidiabele oppervlakten van deze percelen. Op deze foto’s zijn zowel de grenzen van de betreffende referentiepercelen in de AAN-laag, als de door appellant aangevraagde en door verweerder geconstateerde oppervlakten van deze percelen door middel van gekleurde lijnen zichtbaar gemaakt.
Op de luchtfoto’s van perceel 16 is linksboven bruingrijs gebied met een pad en enige wittige vlekken te zien. Rechtsonder is een bruingrijs gebied zichtbaar met wittige vlekken. Hiermee heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat deze delen van het perceel niet als subsidiabele landbouwgrond kunnen worden aangemerkt. Daarbij is nog in aanmerking genomen dat appellant in het licht van deze foto’s niet heeft onderbouwd dat en op welke wijze deze delen als landbouwgrond gebruikt zouden (kunnen) worden.
Gelet op de luchtfoto’s van perceel 21 volgt het College appellant niet in zijn stelling dat verweerder de grenzen van het referentieperceel in de AAN-laag strakker had moeten trekken. Uit de luchtfoto’s blijkt dat verweerder slechts van de opgave van appellant is afgeweken met betrekking tot een gedeelte linksboven van dit perceel. Gezien de bruingrijze en donkere kleur van dat gedeelte heeft verweerder dit terecht als zanderige en verrommelde en daarom niet subsidiabele grond heeft aangemerkt.
(1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep tegen besluit 3 ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 152,- aan appellant te vergoeden;