Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 7 januari 2015 in de zaak tussen
Transportbedrijf [naam 1] h.o.d.n., te [plaats], appellante
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 7 januari 2015, wordt het beroep van appellante, een transportbedrijf, tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken behandeld. Het primaire besluit, genomen op 21 december 2012, hield in dat appellante maatregelen opgelegd kreeg op basis van de Plantenziektenwet, specifiek gericht op de bestrijding van schadelijke organismen. Deze maatregelen betroffen ongeveer 2249 kratten natuursteen die niet voldeden aan de vereisten van het Besluit bestrijding schadelijke organismen (Bbso). Na een wijziging van het besluit op 17 januari 2013, waarin het aantal kratten dat onder de maatregelen viel werd aangepast, verklaarde de Staatssecretaris het bezwaar van appellante op 5 april 2013 ongegrond.
Appellante stelde dat zij altijd had meegewerkt aan controles en zich aan de wet had gehouden, en dat zij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor falende controles van de Chinese overheid. Ze voerde aan dat de Staatssecretaris op de hoogte was van problemen met het verpakkingshout, maar deze informatie niet tijdig had gedeeld, wat leidde tot extra schade voor appellante. De Staatssecretaris verweerde zich door te stellen dat de opgelegde maatregelen rechtmatig waren en dat de bezwaren van appellante niet opgingen. Het College oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had vastgesteld dat de omstandigheden van appellante niet afdoen aan de rechtmatigheid van de maatregelen.
Het College concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bedrijven in het kader van de Plantenziektenwet en de noodzaak voor adequate maatregelen ter bescherming van de plantgezondheid.