Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2015 in de zaak tussen
[naam] , te [plaats] , appellant
de staatssecretaris van Economische zaken, verweerder
Procesverloop
29 januari 2013 om spoedbestuursdwang toe te passen wegens overtreding van appellant van de artikelen 36 en 37 van de Gezondheids- en welzijnswet dieren (Gwwd) op schrift gesteld.
Overwegingen
14 juni 2012 wegens overtreding van de artikelen 36 en 37 van Gwwd een last onder bestuursdwang aan appellant opgelegd. Daarbij is appellant onder meer opgedragen scherpe en uitstekende delen in de stallen, waar de paarden zich aan kunnen verwonden, te verwijderen, te zorgen voor schone en droge ligplekken en zorg te dragen voor een toereikende hoeveelheid gezond en een voor de soort en leeftijd geschikt voer, zodat de paarden in een goede gezondheid komen en aan hun voedingsbehoefte wordt voldaan.
€ 12.950,-. De getaxeerde waarde per paard varieert tussen de € 150,- en € 625,-.
8 november 2013 vermeldt – kort gezegd – dat de opdracht tot verkoop van 31 paarden op
10 mei 2013 is uitgevoerd en dat de opbrengst van de paarden € 18.745,- is. Het afwikkelingsformulier in bewaring genomen dieren (afwikkelingsformulier II) van
29 januari 2013 tot en met 2 november 2013 facturen heeft ontvangen ten bedrage van
€ 59.078,63 en dat daarop de opbrengst van de verkoop van 33 paarden ten bedrage van
€ 18.745,- in mindering wordt gebracht.
15 oktober 2015 overgelegd. Volgens appellant wordt hiermee zijn stelling bevestigd dat de toestand van de paarden niet de toepassing van spoedbestuursdwang rechtvaardigde.
8 december 2012 voor ontvangst van dit besluit heeft getekend. Het College gaat dus ervan uit dat verweerder op 6 december 2012 een last onder bestuursdwang heeft opgelegd en dat appellant bekend was met deze last.
Beslissing
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit ongegrond;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het kostenbesluit gegrond en vernietigt dit besluit;
- draagt verweerder op het voor het beroep betaalde griffierecht van € 160,- aan appellant te vergoeden;
mr. A.G.J. van Ouwerkerk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 december 2015.