In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 21 december 2015, wordt het beroep van appellanten tegen de tariefbeschikking TB/CU-7089-01 van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) behandeld. Deze tariefbeschikking, die op 21 juli 2014 is vastgesteld, betreft de tarieven voor huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg, die per 1 januari 2015 in werking zouden treden. Appellanten, die huisartsen zijn, hebben bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit van 7 oktober 2014, waarin hun bezwaar ongegrond werd verklaard. De tariefbeschikking is later ingetrokken en vervangen door een nieuwe tariefbeschikking, maar appellanten hebben hun beroep voortgezet.
De kern van het geschil draait om de vraag of de NZa voldoende rekening houdt met de belangen van kleinschalig werkende huisartsen en de gevolgen van het contractvereiste, dat huisartsen verplicht om een overeenkomst te sluiten met zorgverzekeraars om voor bepaalde prestaties vergoedingen te ontvangen. Appellanten stellen dat dit vereiste hen in een nadelige positie plaatst en dat het hen belemmert in het leveren van zorg. De NZa verdedigt haar standpunt door te stellen dat het contractvereiste noodzakelijk is voor doelmatigheid en kostenbeheersing.
Het College oordeelt dat de NZa in haar tariefbeschikking onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van het contractvereiste voor huisartsen zonder contract. Het College verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de NZa op om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met deze uitspraak. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een evenwichtige benadering in de regulering van tarieven in de gezondheidszorg, waarbij zowel de belangen van zorgaanbieders als de toegankelijkheid van zorg voor patiënten in acht moeten worden genomen.