In deze zaak heeft de maatschap [naam] uit [plaats] beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Economische Zaken met betrekking tot de bedrijfstoeslag voor het jaar 2013. Het primaire besluit, genomen op 30 april 2014, stelde de bedrijfstoeslag vast op € 41.300,20 met een goedgekeurde oppervlakte van 43.65 ha, waarbij een korting van € 5.775,39 werd opgelegd. Na bezwaar heeft de staatssecretaris het primaire besluit herroepen en de bedrijfstoeslag opnieuw vastgesteld, wat leidde tot een beroep van appellante tegen het bestreden besluit I. Dit besluit werd gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het bestreden besluit II, dat op 23 december 2014 werd genomen, trok het eerdere besluit in en stelde de bedrijfstoeslag vast op € 45.183,23 met een goedgekeurde oppervlakte van 44.20 ha, zonder korting.
Tijdens de zitting op 13 augustus 2015 heeft appellante aangevoerd dat de staatssecretaris de oppervlaktes van percelen rond een waterplas onjuist had vastgesteld. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde dat de staatssecretaris aannemelijk had gemaakt dat de gebruikte luchtfoto's de situatie ter plaatse correct weergeven. De beroepsgrond van appellante faalde, omdat de variaties in de uitkomst van de aanvraag voor 2013 niet automatisch tot de conclusie leiden dat de vaststelling onjuist was.
Daarnaast stelde appellante dat er sprake was van een kennelijke fout in de aanvraag, maar het College oordeelde dat de aanvraag niet onsamenhangend of tegenstrijdig was ingevuld. Het beroep tegen het bestreden besluit II werd ongegrond verklaard, maar het College veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 980,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 december 2015.