ECLI:NL:CBB:2015:385
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.A.B. van Dorst-Tatomir
- Rechtspraak.nl
Intrekking van taxivergunning voor de Amsterdamse opstapmarkt op basis van verkeersveiligheid en kwaliteit van taxivervoer
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 november 2015 uitspraak gedaan in het geschil tussen een appellant, die een taxivergunning voor de Amsterdamse opstapmarkt had, en de burgemeester en wethouders van Amsterdam. De appellant had zijn vergunning verloren na een besluit van 18 december 2013, waarin zijn vergunning werd ingetrokken op basis van de Taxiverordening Amsterdam 2012. Dit besluit werd bevestigd in een bestreden besluit van 12 mei 2014, waarin het bezwaar van de appellant ongegrond werd verklaard. De appellant heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 30 september 2015 heeft de appellant, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De intrekking van de vergunning was gebaseerd op overtredingen die de verkeersveiligheid en de kwaliteit van het taxivervoer zouden aantasten. De appellant erkende een aantal van de beschuldigingen, maar betwistte de juistheid van de waarnemingen van de politie, die de overtredingen in een proces-verbaal hadden vastgelegd. Het College oordeelde dat de verweerders mochten afgaan op de inhoud van het proces-verbaal, en dat de appellant onvoldoende bewijs had geleverd om de juistheid van de waarnemingen te betwisten.
De appellant voerde aan dat zijn gedragingen waren ingegeven door persoonlijke omstandigheden, maar het College oordeelde dat dit geen rechtvaardiging kon zijn voor de overtredingen. Bovendien werd vastgesteld dat de intrekking van de vergunning niet onevenredig nadelig was, aangezien de appellant inmiddels een nieuwe vergunning had verkregen. Het College verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de intrekking van de vergunning gerechtvaardigd was op basis van de overtredingen die de appellant had begaan.