ECLI:NL:CBB:2015:336

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
12 oktober 2015
Publicatiedatum
13 oktober 2015
Zaaknummer
15/663
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering wijziging taxivergunning op basis van spoedeisend belang

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 12 oktober 2015 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die zijn taxivergunning wilde wijzigen. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend om zijn vergunning te wijzigen, maar deze was door de minister van Infrastructuur en Milieu geweigerd. Dit besluit werd genomen op basis van de Wet personenvervoer 2000. De verzoeker had vervolgens bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 6 oktober 2015 werd de verzoeker bijgestaan door zijn procuratiehouder. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel de verzoeker een spoedeisend belang aanvoert, dit niet kan worden gehonoreerd. De vergunning was namelijk inmiddels ingetrokken op 23 juli 2015, en tegen deze intrekking had de verzoeker geen bezwaar gemaakt, waardoor deze onherroepelijk was geworden. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de verzoeker geen recht kon ontlenen aan de wijziging van de vergunning die al was ingetrokken.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en benadrukt dat de verzoeker de gevolgen van de intrekking alleen had kunnen aanvechten door daartegen rechtsmiddelen in te stellen. De uitspraak werd gedaan door mr. S.C. Stuldreher, in aanwezigheid van griffier mr. M.B.L. van der Weele, en werd openbaar uitgesproken op 12 oktober 2015.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 15/663
14914
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 oktober 2015 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] , h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] , verzoeker,

en

de minister van Infrastructuur en Milieu, verweerder

(gemachtigde: mr. G.H.H. Bisschoff).

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder, voor zover hier van belang, geweigerd de taxivergunning van verzoeker te wijzigen, op grond van de Wet personenvervoer 2000.
Bij besluit van 21 juli 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2015. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn procuratiehouder [naam 3] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
2. Het verzoek om voorlopige voorziening gaat over de weigering door verweerder om de taxivergunning van verzoeker te wijzigen. Verzoeker heeft daar om gevraagd, omdat hij een nieuwe procuratiehouder heeft.
3. De voorzieningenrechter is met verweerder van oordeel dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft. De vergunning is namelijk inmiddels bij besluit van 23 juli 2015 ingetrokken. Tegen die intrekking heeft verzoeker geen bezwaar gemaakt. Daardoor is de intrekking onherroepelijk geworden.
Ter zitting heeft verzoeker erop gewezen dat de intrekking pas ingaat per 15 oktober 2015. Hij meende dat het niet nodig was om bezwaar tegen de intrekking te maken, omdat hij al beroep had ingesteld tegen de reden voor die intrekking, namelijk de weigering om de vergunning te wijzigen. Hoe begrijpelijk de verwarring aan de kant van verzoeker ook is, de voorzieningenrechter dient uit te gaan van de onherroepelijkheid van de intrekking, nu verzoeker daartegen geen bezwaar heeft gemaakt. De ingangsdatum van 15 oktober 2015 is – zo neemt de voorzieningenrechter aan – bedoeld als overgangsperiode voor verzoeker. Het doet er niet aan af dat verweerder bij het besluit van 23 juli 2015 tot intrekkingheeft besloten Verzoeker kon de gevolgen van de intrekking alleen tegenhouden door een rechtsmiddel daartegen in te stellen.
Nu de vergunning is ingetrokken, kan een voorlopige voorziening ten aanzien van de wijziging van de vergunning er niet toe leiden dat verzoeker alsnog een vergunning voor het verrichten van taxivervoer krijgt. Daarom is er geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C. Stuldreher, in aanwezigheid van mr. M.B.L. van der Weele, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2015.
w.g. S.C. Stuldreher w.g. M.B.L. van der Weele