1.5Verweerder heeft bij het primaire besluit het verzoek van appellante afgewezen, omdat hij de gevraagde informatie niet heeft ontvangen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellante gericht tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
3. De Regeling luidde ten tijde en voor zover van belang als volgt:
“Artikel 1:13. Verplichtingen subsidieontvanger bij projecten
(…)
3. De Minister kan goedkeuring verlenen aan een tussentijdse wijziging van een projectplan, tenzij de wijziging:
a. de doelstellingen, omschreven in het projectplan, betreft;
b. verhoging van het bedrag van de subsidie of het bedrag waarop de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening ten hoogste kan worden vastgesteld, tot gevolg heeft.
4. Bij een goedkeuring als bedoeld in het derde lid kan de Minister de beschikking tot subsidieverlening alsmede de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen wijzigen.
(…)
Artikel 2:37. Subsidiabele activiteiten
De Minister kan voor een investering als bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling subsidie verstrekken aan landbouwondernemingen of samenwerkingsverbanden, genoemd bij die investering, voor zover die investering leidt tot:
(…)
d. de instandhouding en verbetering van het natuurlijk milieu, de hygiënische omstandigheden, dierenwelzijn, voedselveiligheid of duurzaam gebruik van energiebronnen;
(…).
Artikel 2:39. Verplichtingen subsidieontvanger
De subsidieontvanger voldoet in voorkomend geval aan de verplichtingen die in bijlage 2 bij deze regeling zijn genoemd bij de investering waarop de subsidie betrekking heeft.
Bijlage 2. Bijlage bij de artikelen 2:37, eerste lid, 2:38 en 2:40, vierde lid
Hoofdstuk 2. Marktintroductie energieinnovaties
E. Verplichtingen van de subsidieontvanger als bedoeld in artikel 2:39.
Het energiesysteem is uiterlijk 2 jaar na subsidieverlening geïnstalleerd, dan wel uiterlijk 3 jaar na subsidieverlening indien installatie binnen 2 jaar niet haalbaar is vanwege onvoorziene omstandigheden die aantoonbaar buiten de invloedssfeer liggen van de subsidieaanvrager, dan wel uiterlijk 4 jaar na subsidieverlening indien installatie binnen 3 jaar niet haalbaar is vanwege onvoorziene omstandigheden die aantoonbaar buiten de invloedssfeer liggen van de subsidieaanvrager en geen betrekking hebben op de financiering en de opdrachtverstrekking van het project.
Energiesystemen, niet zijnde semi-gesloten kassystemen, die in het kader van een aardwarmte- of aardwarmte-opslagproject worden geïnstalleerd en waarvoor subsidie is verleend vóór 31 december 2013, zijn uiterlijk 5 jaar na subsidieverlening geïnstalleerd indien installatie binnen 4 jaar niet haalbaar is vanwege onvoorziene omstandigheden die aantoonbaar buiten de invloedssfeer liggen van de subsidieaanvrager.
(…)”