ECLI:NL:CBB:2015:274
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Gaswet en Elektriciteitswet op gesloten distributiesystemen en de vereisten voor ontheffingen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 28 juli 2015, werd de zaak behandeld tussen Schiphol Nederland B.V. en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) over de weigering van ACM om aan Schiphol ontheffingen te verlenen op basis van de Gaswet en de Elektriciteitswet. Schiphol had aanvragen ingediend voor ontheffingen voor haar stelsels van gas- en elektriciteitsleidingen op het luchthaventerrein, maar ACM weigerde deze omdat de leidingen niet fysiek met elkaar verbonden waren, wat volgens ACM een vereiste is om als gesloten distributiesysteem (GDS) te worden aangemerkt.
Schiphol betoogde dat de stelsels van leidingen als één net moesten worden beschouwd, ongeacht de fysieke verbinding. Het College oordeelde echter dat de wetgeving vereist dat leidingen fysiek met elkaar verbonden zijn om als GDS te worden aangemerkt. De uitspraak benadrukte dat de definities in de Gaswet en de Elektriciteitswet de noodzaak van fysieke verbindingen impliceren en dat de bestaande ontheffingen niet automatisch recht geven op nieuwe ontheffingen zonder te voldoen aan de huidige wettelijke eisen.
Het College concludeerde dat ACM niet buiten haar bevoegdheid was getreden door de aanvragen te toetsen aan de relevante artikelen van de Gaswet en de Elektriciteitswet. De beroepen van Schiphol werden ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van de wetgeving met betrekking tot gesloten distributiesystemen en de vereisten voor ontheffingen.