In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een stichting en de Kamer van Koophandel. De stichting, appellante, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Kamer van Koophandel, waarin de uitschrijving van twee bestuurders uit het handelsregister was vastgelegd. Dit besluit was genomen op 22 mei 2013, en op 19 december 2013 werd het bezwaar van de bestuurders gegrond verklaard, wat leidde tot herroeping van het eerdere besluit en aanpassing van de registratie in het handelsregister.
Appellante stelde dat zij belang had bij een inhoudelijke uitspraak van het College, omdat zij problemen ondervond in het rechtsverkeer door een aantekening in het handelsregister. De Kamer van Koophandel betwistte echter dat appellante nog procesbelang had, aangezien de registratie van de bestuurders inmiddels was aangepast. Het College oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit al teniet waren gedaan door latere besluiten van de Kamer van Koophandel.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures. Het College concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding, aangezien het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is van belang voor de interpretatie van procesbelang in vergelijkbare zaken.