ECLI:NL:CBB:2015:255

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
30 juli 2015
Zaaknummer
AWB 15/397
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid College van Beroep inzake beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaarschrift

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de burgemeester en wethouders van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. De appellant had beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar door de verweerders, die op 15 april 2015 het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk hadden verklaard. Dit bezwaar was gericht tegen een besluit van 20 november 2014, waarin het verzoek van een aantal winkeliers en ingezetenen om toepassing van de Inspraakverordening gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2011 bij de voorbereiding van de Winkeltijdenverordening 2015 werd afgewezen.

Tijdens de zitting op 15 juli 2015 is de appellant verschenen, terwijl de verweerders zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk uitspraak gedaan. Het College heeft zich onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen, omdat het beroep niet was ingesteld tegen een besluit dat was genomen op grond van de Winkeltijdenwet. De niet-ontvankelijkheid was gebaseerd op het feit dat de appellant geen belanghebbende was bij de afwijzing van het verzoek om inspraak.

Het College heeft vastgesteld dat de rechtbank Den Haag bevoegd is om kennis te nemen van het beroep van de appellant en heeft het beroepschrift ter behandeling doorgestuurd naar deze rechtbank. Tevens is bepaald dat het door de appellant betaalde griffierecht van € 167,- zal worden gerestitueerd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gedaan door een meervoudige kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 15/397
40100

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 juli 2015 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] , appellant,

en

burgemeester en wethouders van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, verweerders

(gemachtigden: mr. H.E. Jansen en A.E. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 20 november 2014 hebben verweerders het verzoek van een aantal winkeliers/ ingezetenen om toepassing van de Inspraakverordening gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2011
bij de voorbereiding van de Verordening winkeltijden Bodegraven-Reeuwijk 2015 (Winkeltijdenverordening 2015) afgewezen.
Bij besluit van 15 april 2015 (het bestreden besluit) hebben verweerders het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerders hebben een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2015. Appellant is verschenen. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk op 15 juli 2015 uitspraak gedaan.

Beslissing

Het College verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.

Overwegingen

1. Het College geeft hiervoor de volgende motivering.
2. In artikel 8:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak is geregeld of beroep moet worden ingesteld bij de rechtbank of een andere bestuursrechter, zoals het College. In deze bevoegdheidsregeling is vermeld tegen welke besluiten, genomen op grond van een daarin genoemd wettelijk voorschrift, beroep kan worden ingesteld bij het College. Bepaald is o.a. dat beroep kan worden ingesteld tegen een besluit dat is genomen op grond van de Winkeltijdenwet.
3. Er is in deze zaak echter geen sprake van een beroep tegen een besluit dat is genomen op grond van de Winkeltijdenwet. Hier is aan de orde de niet-ontvankelijkverklaring door burgemeester en wethouders van het bezwaarschrift van appellant tegen het ontbreken van een schriftelijke inspraakmogelijkheid voorafgaand aan de totstandkoming van de Winkeltijdenverordening 2015, op grond van de inspraakverordening van deze gemeente. Verweerders hebben deze niet-ontvankelijkheid gebaseerd op de motivering dat appellant geen belanghebbende is bij de brief van 20 november 2014 waarin burgemeester en wethouders het verzoek van een aantal winkeliers/ ingezetenen van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk om inspraak toe te staan op grond van de inspraakverordening hebben afgewezen. De inspraakverordening is genomen ter uitvoering van artikel 150, eerste lid, van de Gemeentewet die bepaalt dat de gemeenteraad – kort gezegd – een inspraakverordening moet vaststellen. In genoemde bevoegdheidsregeling worden besluiten, die zijn genomen op grond van een dergelijke inspraakverordening niet genoemd. Dit betekent dat de rechtbank Den Haag en niet het College bevoegd is kennis te nemen van het beroep van appellant en dat zijn beroepschrift met toepassing van artikel 6:15 van de Awb ter behandeling wordt doorgezonden aan de rechtbank Den Haag.
4. Het door appellant voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,- zal door het College op grond van artikel 8, derde lid, van de Procesregeling bestuursrechtelijke colleges 2014 worden gerestitueerd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C. Stuldreher, mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir en
mr. J. Schukking, in aanwezigheid van mr. A. El Markai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2015.
w.g. S.C. Stuldreher w.g. A. El Markai