In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 15 juli 2015 uitspraak gedaan over de onbevoegdheid om kennis te nemen van de beroepen van verschillende appellanten tegen besluiten van de burgemeester en wethouders van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. De appellanten, waaronder verschillende vennootschappen, hadden beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun verzoek om inspraak bij de voorbereiding van de Winkeltijdenverordening 2015. De burgemeester en wethouders hadden hun verzoek afgewezen bij besluit van 20 november 2014, en de daaropvolgende bezwaren van de appellanten werden ongegrond verklaard in besluiten van 15 april 2015.
Tijdens de zitting op 15 juli 2015, waar de appellanten zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, werd het onderzoek ter zitting gesloten en werd onmiddellijk uitspraak gedaan. Het College oordeelde dat het onbevoegd was om van de beroepen kennis te nemen, omdat de afwijzing van het verzoek om inspraak niet onder de bevoegdheid van het College viel. De relevante wetgeving, waaronder de Algemene wet bestuursrecht en de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, werd in overweging genomen. Het College concludeerde dat de rechtbank Den Haag bevoegd was om de beroepen te behandelen, aangezien de besluiten niet waren genomen op grond van de Winkeltijdenwet.
Het College heeft tevens bepaald dat het griffierecht van € 331,- dat door de appellanten was betaald, gerestitueerd zal worden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de betrokken rechters waren aanwezig, samen met de griffier.