ECLI:NL:CBB:2015:254

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
30 juli 2015
Zaaknummer
AWB 15/364 tot en met 15/370
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid College van Beroep voor het Bedrijfsleven inzake beroepen tegen besluiten van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 15 juli 2015 uitspraak gedaan over de onbevoegdheid om kennis te nemen van de beroepen van verschillende appellanten tegen besluiten van de burgemeester en wethouders van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. De appellanten, waaronder verschillende vennootschappen, hadden beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun verzoek om inspraak bij de voorbereiding van de Winkeltijdenverordening 2015. De burgemeester en wethouders hadden hun verzoek afgewezen bij besluit van 20 november 2014, en de daaropvolgende bezwaren van de appellanten werden ongegrond verklaard in besluiten van 15 april 2015.

Tijdens de zitting op 15 juli 2015, waar de appellanten zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, werd het onderzoek ter zitting gesloten en werd onmiddellijk uitspraak gedaan. Het College oordeelde dat het onbevoegd was om van de beroepen kennis te nemen, omdat de afwijzing van het verzoek om inspraak niet onder de bevoegdheid van het College viel. De relevante wetgeving, waaronder de Algemene wet bestuursrecht en de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, werd in overweging genomen. Het College concludeerde dat de rechtbank Den Haag bevoegd was om de beroepen te behandelen, aangezien de besluiten niet waren genomen op grond van de Winkeltijdenwet.

Het College heeft tevens bepaald dat het griffierecht van € 331,- dat door de appellanten was betaald, gerestitueerd zal worden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de betrokken rechters waren aanwezig, samen met de griffier.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 15/364 tot en met 15/370
40100

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 juli 2015 in de zaak tussen

1. [naam 1] B.V, appellante in zaak 15/364,
2. [naam 2] , appellant in zaak 15/365,
3. [naam 3] V.O.F., appellante in zaak 15/366,
4. [naam 4] V.O.F, appellante in de zaak 15/367,
5. [naam 5] , appellante in zaak 15/368,
6. [naam 6] V.O.F., appellante in zaak 15/369,
7. [naam 7] , appellant in de zaak 15/370,
allen te [plaats] , tezamen appellanten
(gemachtigde: F. van der Tempel Jr.),
en

burgemeester en wethouders van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, verweerders

(gemachtigden: mr. H.E. Jansen en A.E. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 20 november 2014 (het primaire besluit) hebben verweerders het verzoek van appellanten om toepassing van de Inspraakverordening gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2011 bij de voorbereiding van de Verordening winkeltijden Bodegraven-Reeuwijk 2015 (Winkeltijdenverordening 2015) afgewezen.
Bij besluiten van 15 april 2015 (de bestreden besluiten) hebben verweerders de bezwaren van appellanten ongegrond verklaard.
Appellanten hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerders hebben een verweerschrift ingediend.
De zaken zijn gevoegd behandeld. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op
15 juli 2015. Appellanten hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk op 15 juli 2015 uitspraak gedaan.

Beslissing

Het College verklaart zich onbevoegd om van de beroepen kennis te nemen.

Overwegingen

1. Het College geeft hiervoor de volgende motivering.
2. In artikel 8:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en hoofdstuk 2 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak is geregeld of beroep moet worden ingesteld bij de rechtbank of een andere bestuursrechter, zoals het College. In deze bevoegdheidsregeling is vermeld tegen welke besluiten, genomen op grond van een daarin genoemd wettelijk voorschrift, beroep kan worden ingesteld bij het College. Bepaald is o.a. dat beroep kan worden ingesteld tegen een besluit dat is genomen op grond van de Winkeltijdenwet.
3. Er is in deze zaken echter geen sprake van een beroep tegen een besluit dat is genomen op grond van de Winkeltijdenwet. Hier is aan de orde de afwijzing van burgemeester en wethouders van het verzoek van appellanten om bij de voorbereiding van de Winkeltijdenverordening 2015 inspraak toe te staan. Deze afwijzing is gebaseerd op de Inspraakverordening van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2011. Deze verordening is genomen ter uitvoering van artikel 150, eerste lid, van de Gemeentewet die bepaalt dat de gemeenteraad – kort gezegd – een inspraakverordening moet vaststellen. In genoemde bevoegdheidsregeling worden besluiten, die zijn genomen op grond van een dergelijke inspraakverordening niet genoemd. Dit betekent dat de rechtbank Den Haag en niet het College bevoegd is kennis te nemen van de onderhavige beroepen en dat de beroepschriften met toepassing van artikel 6:15 van de Awb ter behandeling worden doorgezonden aan de rechtbank Den Haag.
4. Het door appellanten voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 331,- zal door het College op grond van artikel 8, derde lid, van de Procesregeling bestuursrechtelijke colleges 2014 worden gerestitueerd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C. Stuldreher, mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir en
mr. J. Schukking, in aanwezigheid van mr. A. El Markai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2015.
w.g. S.C. Stuldreher w.g. A. El Markai