Uitspraak
1.[naam 1] B.V., te Dongen,
2.Prepare B.V., te Haaren, appellanten
minister van Economische Zaken, verweerder
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 16 juni 2015, zijn appellanten [naam 1] B.V. en Prepare B.V. betrokken in een geschil over de correctie van S&O-verklaringen. De zaak betreft de beoordeling van besluiten van verweerder, de minister van Economische Zaken, die eerder S&O-verklaringen had afgegeven voor de jaren 2010. In eerdere tussenuitspraken oordeelde het College dat de motivering van verweerder onvoldoende was om de S&O-verklaringen te corrigeren. Na herbeoordeling van de administraties door verweerder, werd besloten om de aanvankelijke S&O-verklaringen te handhaven, met uitzondering van een correctie van het aantal uren voor appellante onder 1, dat werd verlaagd van 1.680 naar 1.627 uren.
Appellanten gaven aan de nieuwe besluiten van verweerder te accepteren, maar uitten hun teleurstelling over de schade die zij hadden geleden door de lange procedure. Het College oordeelde dat appellanten onvoldoende belang hadden bij een verdere beoordeling van de nieuwe besluiten, omdat zij deze hadden geaccepteerd. Desondanks oordeelde het College dat appellanten nog wel belang hadden bij de vernietiging van de oorspronkelijke besluiten van 23 mei 2012 en 12 april 2013, omdat deze in strijd waren met de wet.
Het College vernietigde deze besluiten en veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten van appellanten, die waren gemaakt in verband met de rechtsbijstand. De proceskosten werden vastgesteld op € 980,- voor de zaak 13/377 en € 490,- voor de zaak 12/638. Tevens werd verweerder opgedragen om de griffierechten van appellanten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door bestuursorganen en de rechten van appellanten in bestuursrechtelijke procedures.