ECLI:NL:CBB:2015:220

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
26 juni 2015
Publicatiedatum
20 juli 2015
Zaaknummer
AWB 15/350
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bestuurswijziging Vereniging

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 26 juni 2015 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een bestuurslid van een vereniging, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Kamer van Koophandel, waarin de inschrijving van een bestuurswijziging werd geweigerd. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een opgave tot bestuurswijziging, die onder andere de schorsing van verzoekster als bestuurslid en de inschrijving van een nieuw bestuur inhield. Verzoekster stelde dat er sprake was van een spoedeisend belang bij haar verzoek om een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit belang niet voldoende was aangetoond. Tijdens de zitting op 24 juni 2015 was verzoekster niet verschenen, en de voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening om die reden moest worden afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 26 juni 2015.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 15/350
uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 juni 2015 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] te [plaats], verzoekster

en

de Kamer van Koophandel, verweerder

(gemachtigde: mr. J.P.M. van der Ende).
Als derde-belanghebbende heeft aan het geding deelgenomen

de vereniging [vereniging] te [plaats]

(gemachtigde: mr. G.P. Jongeneel).

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2014 (primair besluit) heeft verweerder geweigerd een opgave tot bestuurswijziging van de Vereniging in het handelsregister te schrijven, onder andere inhoudend de schorsing als bestuurslid van verzoekster en de inschrijving van een nieuw bestuur.
Bij besluit van 26 maart 2015 (bestreden besluit) heeft verweerder het tegen dit besluit gerichte bezwaar van de Vereniging gegrond verklaard en de inschrijving overeenkomstig de opgave aangepast. Verzoekster heeft als belanghebbende aan de bezwaarprocedure deelgenomen. Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat verweerder het voldoende aannemelijk acht dat de opgave wordt gedragen door rechtsgeldige beslissingen door de algemene ledenvergadering. Als verzoekster de geldigheid van deze beslissingen betwist, kan zij dit op grond van artikel 2:15 van het Burgerlijk Wetboek (BW) binnen een jaar voorleggen aan de bevoegde civiele rechter.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting van de voorzieningenrechter heeft plaatsgevonden op 24 juni 2015. Verzoekster is zonder bericht niet verschenen. De overige partijen zijn verschenen bij hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Met een brief van 1 mei 2015 heeft verzoekster een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend, mede namens twee andere personen en een rechtspersoon.
3.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het procesdossier geen machtiging bevat van de in dit verzoek genoemde (rechts)personen aan verzoekster om hen in deze procedure te vertegenwoordigen. Gelet hierop heeft verzoekster niet aannemelijk gemaakt dat zij het verzoek mede namens die (rechts)personen heeft ingediend en houdt de voorzieningenrechter het er voor dat het verzoek uitsluitend door verzoekster is ingediend.
3.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de gedingstukken niet blijkt dat met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening een spoedeisend belang is gemoeid. Verzoekster is in de gelegenheid gesteld dit spoedeisend belang ter zitting van de voorzieningenrechter toe te lichten, maar heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
3.3.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om het treffen van een voorlopige voorzienig wegens het ontbreken van spoedeisend belang dient te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2015.
w.g. R.C. Stam w.g. J.W.E. Pinckaers