Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 30 juni 2015 op het hoger beroep van:
[naam 1], te [plaats], appellant
(gemachtigde: mr. S. Arts),
10 mei 2012 door appellant ingediend tegen
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de accountantskamer. De zaak betreft een klacht tegen een accountant die betrokken was bij de administratie van een failliete vennootschap. De klacht omvatte verschillende verwijten, waaronder het niet-objectief handelen van de accountant en het niet voldoen aan de administratieplicht zoals vastgelegd in artikel 2:10 van het Burgerlijk Wetboek. De accountant had rapporten opgesteld die door de klager als onzorgvuldig en onvolledig werden bestempeld. De accountantskamer had de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en de accountant een waarschuwing opgelegd. In hoger beroep heeft het College geoordeeld dat de accountantskamer klachtonderdeel 16 onbesproken had gelaten, wat niet juist was. Het College heeft de maatregel van waarschuwing vernietigd en in plaats daarvan een berisping opgelegd aan de accountant. Het College oordeelde dat de accountant onvoldoende voorbehouden had gemaakt in zijn rapportages en dat zijn handelen in strijd was met de beginselen van objectiviteit en zorgvuldigheid. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en objectiviteit in de rapportages van accountants, vooral in situaties die kunnen leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid.