In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de Staatssecretaris van Economische Zaken. De appellant kreeg op 12 december 2012 een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtredingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwd). De appellant moest voor 14 december 2012 een aantal maatregelen uitvoeren, maar voldeed hier niet aan. Na een hercontrole op 19 december 2012 bleek de situatie op het bedrijf van de appellant niet verbeterd te zijn. De toezichthouders constateerden dat de dieren in een onverzorgde omgeving werden gehouden en dat er geen adequate zorg werd verleend. De kosten van de uitvoering van de last onder bestuursdwang werden op 20 januari 2015 vastgesteld op € 24.184,82, waar de opbrengst van de verkoop van de dieren van in mindering werd gebracht. De appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, maar het College oordeelde dat de stellingen van de appellant niet slagen. Het College concludeerde dat verweerder terecht handhavend heeft opgetreden en dat de opgelegde last onder bestuursdwang rechtmatig was. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.