Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1], h.o.d.n. ‘[naam 2]’ te [plaats], verzoeker
de Minister van Infrastructuur en Milieu, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het primaire besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
(Regeling) volgens verzoeker biedt om zijn verzoek om de uitkomst van de aanvraag van de nieuwe VOG-verklaring af te wachten, in te willigen. Verzoeker is van mening dat bovengenoemde bepaling niet dwingt tot intrekking van de chauffeurskaart omdat het geen gebonden bevoegdheid betreft. Ter zitting stelt verzoeker zich aanvullend op het standpunt dat gezien het punitieve karakter van de intrekking van de chauffeurskaart de onschuldspresumptie er toe moet leiden dat intrekking eerst aan de orde is, nadat de strafrechtelijke veroordeling onherroepelijk is. Voorts stelt verzoeker onevenredig zwaar benadeeld te worden door de intrekking van de chauffeurskaart omdat hij financieel volledig afhankelijk is van zijn inkomsten uit zijn werkzaamheden als taxichauffeur. Hij ziet geen andere mogelijkheden om in zijn kosten van levensonderhoud te voorzien. Tot slot vraagt verzoeker om een proceskostenvergoeding.