Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2015 in de zaak tussen
[naam], te [plaats], appellant,
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
C-485/12 waarin een soortgelijke vraag aan de orde is. Het Hof heeft arrest gewezen in deze zaak op 10 april 2014 (ECLI:EU:C:2014:250).
Overwegingen
21 percelen met een totale oppervlakte van 31.13 ha opgegeven. Bij het primaire besluit heeft verweerder de goedgekeurde oppervlakte vastgesteld op 28.20 ha. Gelet op een afgekeurde oppervlakte van 2.16 ha en de toepassing van een extra korting van 4.32 ha. heeft verweerder € 2.969,98 in korting gebracht op appellants bedrijfstoeslag. In verband met hier verder niet van belang zijnde omstandigheden heeft verweerder vastgesteld, dat het eerder aan appellant uitbetaalde voorschot op de toeslag, gebaseerd op 30.36 geconstateerde ha niet (gedeeltelijk) zou worden teruggevorderd.
Op basis van het AID-rapport bedraagt de oppervlakte van zijn percelen in totaal 29.67 ha. Dit is 1.08 ha groter dan de door verweerder thans vastgestelde oppervlakte van 28.59 ha.
Appellant meent tot slot dat het in zijn zaak, anders dan in genoemd arrest van het Hof, niet gaat om een geautomatiseerde kruiscontrole maar om een fysieke controle, gelet op het AID-onderzoek in 2007.
Appellant heeft geen concrete argumenten aangedragen die erop duiden dat het vaststellen van de referentiepercelen op basis van de luchtfoto's tot onjuiste of onbetrouwbare resultaten heeft geleid, en dat een controle ter plaatse het geëigende middel is om tot een juiste oppervlaktevaststelling te komen. Het College ziet daarom niet in dat verweerder een controle ter plaatse had moeten verrichten.