Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 april 2015 in de zaak tussen
[naam], te [plaats], appellant
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
1.200 m3. De mestplaat is bestemd voor de opslag van stromest van zijn rosékalveren en het mestbassin voor de opslag van de drijfmest van zijn varkens. Samen vormen deze een uitbreiding van de mestopslagcapaciteit naar minimaal 12 maanden, zodat de aanvraag voldoet aan de ten aanzien van de opslagcapaciteit gestelde voorwaarde. Verweerder heeft de oppervlakte van de mestplaat bij de berekening van de totale mestopslagcapaciteit ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Dat de mestopslag van de kalveren niet mag worden meegerekend, terwijl de kalveren op grond van artikel 28 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet wel worden meegerekend in het voor de mestproductie gehanteerde aantal dieren, acht appellant onlogisch. Verweerder meet hier met twee maten. Het uitsluiten van de uitbreiding van de mestopslagcapaciteit door middel van de mestplaat vindt volgens appellant bovendien geen grondslag in de artikelen 1 en 2 van Categorie 3, “mestopslag voor dierlijke meststoffen”, van bijlage 2, hoofdstuk 7 onder A, van de Regeling. Hierin staat niet dat een investering in mestopslag die niet subsidiabel is, niet mag worden meegeteld in de totale opslagcapaciteit.
(…)
(…)”