ECLI:NL:CBB:2015:118

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 maart 2015
Publicatiedatum
17 april 2015
Zaaknummer
AWB 13/317 AWB 13/797
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang opgelegd aan veehouder wegens overtredingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Regeling GLB-inkomenssteun

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap onder firma en de Staatssecretaris van Economische Zaken. De appellante, een veehouder, had een last onder bestuursdwang opgelegd gekregen wegens overtredingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwd) en het Besluit welzijn productiedieren (Bwp). De Staatssecretaris had op 5 november 2012 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarna appellante bezwaar had aangetekend. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 15 maart 2013. Daarnaast had de Staatssecretaris op 23 mei 2013 een randvoorwaardenkorting van 12% opgelegd op de GLB-inkomenssteun, wat leidde tot een tweede beroep van appellante, geregistreerd onder nummer 13/797.

Tijdens de zitting op 6 maart 2015 werd het onderzoek ter zitting gehouden, waarbij de gemachtigde van appellante en haar vennoot aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Staatssecretaris. De controles op het bedrijf van appellante, uitgevoerd op 27 april en 24 oktober 2012, toonden aan dat er ernstige tekortkomingen waren in de verzorging van de dieren. De rapporten beschreven onder andere vervuilde ligboxen, onvoldoende schone en droge ligplaatsen, en scherpe randen aan voer- en drinkbakken die verwondingen bij de dieren konden veroorzaken.

Het College oordeelde dat de opgelegde bestuursdwang en de randvoorwaardenkorting gerechtvaardigd waren, gezien de geconstateerde overtredingen. Appellante had in haar beroep aangevoerd dat de beschrijvingen in de rapporten overdreven waren en dat er geen sprake was van slechte verzorging. Het College concludeerde echter dat de feiten zoals beschreven in de rapporten en de diergeneeskundige verklaring substantieel waren en dat de maatregelen die de Staatssecretaris had opgelegd noodzakelijk waren om de bedrijfsvoering in overeenstemming te brengen met de wettelijke voorschriften. De beroepen van appellante werden ongegrond verklaard.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 13/317 en 13/797
11201 en 5101

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2015 in de zaken tussen

vennootschap onder firma [naam 1], te [plaats], appellante

(gemachtigde: [naam 6])
en

de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigden: mr. J.H. Verheul-Verkaik en mr. E.J.H. Jansen).

Procesverloop

Op 5 november 2012 heeft verweerder appellante een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtreding van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwd) en het Besluit welzijn productiedieren (Bwp). Bij besluit van 15 maart 2013 (bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Appellante heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Dat heeft registratienummer 13/717.
Bij besluit van 23 mei 2013 heeft verweerder op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun (de Regeling) een randvoorwaardenkorting van 12% toegepast op de aan appellante over 2012 te verlenen rechtstreekse betalingen. Het daartegen gerichte bezwaar van appellante heeft verweerder met zijn besluit van 12 september 2013 (bestreden besluit II) ongegrond verklaard. Appellante heeft ook tegen dit besluit beroep ingesteld. Dat beroep is geregistreerd onder nummer 13/797.
Verweerder heeft verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2015. Namens appellante zijn haar gemachtigde en haar vennoot [naam 2] verschenen, verweerder heeft zich door zijn gemachtigde laten vertegenwoordigen. Voor verweerder zijn voorts verschenen [naam 3] ([naam 3]) toezichthouder bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en [naam 4] ([naam 4]), dierenarts bij de NVWA.

Overwegingen

1. Blijkens een op 9 april 2013 opgemaakt rapport Randvoorwaarden GLB heeft op
27 april 2012 een controle op het bedrijf van appellante plaatsgevonden. Uit dit rapport blijkt onder meer dat de voerautomaat in de ligboxenstal vervuild was en op diverse plaatsen was doorgeroest waardoor er scherpe randen zichtbaar waren waaraan dieren zich konden verwonden. Met de bevindingenbrief van 2 mei 2012 heeft verweerder appellante onder meer bericht dat bij de controle op 27 april 2012 de voerautomaat in de ligboxenstal was doorgeroest waardoor er scherpe randen zichtbaar waren waaraan dieren zich zouden kunnen verwonden.
2. Op 24 oktober 2012 vond op het bedrijf van appellante wederom een controle plaats. Deze is uitgevoerd door de toezichthouders [naam 3] en [naam 5] en de toezichthoudend dierenarts [naam 4]. [naam 3] heeft op 1 november 2012 een verslag opgesteld, [naam 4] heeft op
2 november 2012 een diergeneeskundige verklaring opgesteld. Onderdeel van het toezichtrapport vormen foto's die de op het bedrijf aangetroffen situatie afbeelden. [naam 4] heeft haar verslag later op één aspect aangepast en deze wijziging is in november 2012 schriftelijk aan appellante bevestigd. Deze brief bevindt zich niet in het dossier, maar dat is voor de beoordeling door het College van geen belang, nu beide partijen op dit aspect het eens zijn over de feitelijke situatie (namelijk dat de schapen in de voortuin, anders dan [naam 4] aanvankelijk veronderstelde, wel toegang hadden tot de voertrog met schapenbrok).
2.1
Het toezichtrapport van 1 november 2012 beschrijft, samengevat, de bij de controle aangetroffen situatie als volgt.
"In de grote ligboxenstal worden rechts achterin op een afgehekt deel 22 runderen gehouden. Op delen van de wanden en de vloer was een zwarte, aangekoekte aanslag van urine en mest te zien. Vervolgens ben ik de (…) ruimte in gegaan. Tijdens het lopen (...) hoorde ik onder mijn laarzen een plakkend en soppend geluid. Vervolgens zag ik dat minimaal twaalf van de 22 runderen een zwaar vervuilde vacht hadden. Ik zag dat (...) met name de achterhanden (...) bezet waren met aangekoekte (...) vuilaanslag van met name oude mest. (...)
Vervolgens zag ik (...) een grote metalen drinkbak op enkele betonplaten staan. Ik zag dat de (...) betonplaten scherpe niet afgewerkte randen hadden. (...) Eén van de runderen stootte zich behoorlijk aan de scherpe niet afgewerkte rand van de (...) betonplaten. (…)
In het rechter gedeelte van de ligboxenstal zag ik dat er op de (ligbox) betonnen rand een metalen uitstekende 'lip' gemonteerd was waaraan dieren zich kunnen verwonden. (...)
Ik zag dat er aan één van de afscheidingshekken tussen de ligboxen een losse metalen pijp was gemonteerd en los op de grond lag waaraan het rundvee zich kan verwonden. (…)
Ik zag dat in de grote ligboxenstal voor de voerhekken kuilgras was gelegd als voer voor de (...) dieren. Ik zag dat er meerdere plaatsen delen kunststof en enkele stukken metaal door het (...) voer vermengd was. (…)
In een kleine ligboxenstal werden vier kalveren gehouden (...). Ik zag dat de vloer (met name de roostervloer) en delen van de wanden bezet waren met een zwartkleurige aangekoekte aanslag van urine en mest. Vervolgens zag ik dat de kalveren zo groot waren dat zij niet droog in de ligboxen konden liggen. (...) Vervolgens zag ik dat de vier kalveren een zwaar vervuilde vacht hadden. Ik zag dat (...) met name de achterhanden (...) bezet waren met een aangekoekte (...) vuilaanslag van met name oude mest. (…)
Ik zag dat er voor de (...) kalveren een betonnen bak met voer (kuilgras) deels gevuld was. Ik zag dat het (...) voer grijs van kleur was. Ik voelde dat het voer warm was. Het voer voelde broeierig aan. Voorts rook ik een (...) muffe geur aan dit voer. Toen ik delen van het voer in mijn hadden had zag en voelde ik dat het erg droog en stoffig was. (…)
In de stal werd in een afgehekt gedeelte een stier in het donker gehouden. (...) Ik zag dat de vloer (...) zeer vuil was. Ik zag dat de stier niet de beschikking had over een schone ligplaats. Ik zag dat delen van de vacht van de stier op meerdere plaatsen bezet was met een aangekoekte (...) mestaanslag. (…)
Onder een groot afdak met één open zijde werden twaalf schapen gehouden. Ik zag dat de ondergrond (...) bestond uit stro. Ik zag en voelde dat het (...) stro kletsnat was. Voorts zag en voelde ik dat de vachten van deze (...) schapen eveneens kletsnat waren. Ik zag (...) dat de (...) schapen niet de beschikking hadden over een droge en schone ligplaats. (…)
Wij zagen (...) dat er vijftien schapen werden gehouden in de tuin. Wij zagen dat er voor deze schapen geen gras meer was om te eten. Voorts zagen (...) wij dat tien van deze (...) schapen zeer mager waren (...) en dat meer dan tien (...) schapen kreupel tot zeer kreupel liepen. Tijdens de controle van de schapen in de voortuin zag ik dat op de grond tussen de schapen meerdere scherpe uitstekende delen lagen waaronder een stuk hout met daarin een lange metalen spijker en een metalen strip. (…)"
2.2
[naam 4] beschrijft in de door haar opgestelde diergeneeskundige verklaring de aangetroffen situatie, samengevat, als volgt.
"De gezondheid van de runderen is benadeeld door de onvoldoende adequate huisvesting met diverse obstakels en scherpe voorwerpen en de onvoldoende schone en droge ligboxenstal waardoor het ontstaan en uitbreiding (...) van digitale dermatitis wordt bevorderd. De ziekte (...) is ene indicatie voor een managementprobleem op het bedrijf (het onvoldoende schoon en droog houden van de roosters en ligplaatsen in de stal). Een behandeling van de ziekte (...) is wel gestart (...), maar het succes wordt belemmerd door het onvoldoende schoon en droog houden van de huisvesting.
In de stal (loopgedeelte en ligboxen) liggen diverse obstakels, zoals metalen pijpen, houten planken, uitstekende metalen delen en touw. Voor een van de drinkbakken liggen twee over elkaar gestapelde blokken betonnen delen met onafgewerkte scherpe randen, die als opstap voor de klaveren (...) dienen om uit, de voor deze dieren te hoge, drinkbak te kunnen drinken. Deze betonnen blokken vormen (...) een obstakel waaraan de dieren zich kunnen verwonden.
Er zijn ongeveer twaalf kreupele runderen aanwezig. (...) Volgens de aanwezige dierenarts heerst in het koppel het probleem met (...) digitale dermatitis. (...) De hygiëne in de stal is zeer matig. De vloerroosters zijn onvoldoende schoon en gedeeltelijk dik besmeurd met mest. In het achterste gedeelte (...) kunnen een aantal (± 12) dieren niet beschikken over een schone en droge ligplaats. (...) De wand en staldeur is in dit gedeelte ca. tot de hoogte van 1 m besmeurd met deels aangekoekte mest. In het voer langs het voerhek liggen stukken verpakkingsplastic en delen metalen puin.
In een kleine ligboxenstal zijn 4 kalveren gehuisvest. Boven de kleine ligboxen is een stang bevestigd (...) waardoor de voor deze ligboxen te grote dieren noodgedwongen half in de ligbox liggen. (...) Doordat de dieren half in de ligbox liggen, liggen zij met hun achterdeel in de mest. De dieren konden hierdoor niet over een volledig schonen en droge ligplaats beschikken. (...) In de voerbak (...) ligt ruwvoer (kuilgras) dat aan het broeien is en verrot.
De stier staat in het donker. Het hok is nat en bevuild met een ca 15 cm dikke laag mest. Het dier kan niet beschikken over een schone en droge ligplaats. (...) In het hok ligt een (...) bok (...) en een pal, die een obstakel vormen, waaraan het dier zich zou kunnen bezeren.
De gezondheid van de schapen is benadeeld door niet op tijd en adequaat behandelen van kreupelheid, de hoest en de vermagering en het niet op tijd inschakelen van diergeneeskundig onderzoek en behandeling ofschoon al langere tijd verhoogde sterfte onder de schapen en lammeren heerst.
Er zijn in de periode van 1-1-2012 tot en met 22-10-2012 109 lammeren en 52 schapen overleden. De dierenarts (...) gaf aan dat hij niet wist dat er zo een hoge sterfte onder de schapen/lammeren was. Hij zei dat hij niet voor onderzoek en behandeling van de schapen gevraagd werd, maar tot nu toe uitsluitend voor de runderen geroepen werd. (...) In een goed gevoerd schapenbedrijf hoort een gestructureerd gezondheids- en behandelplan, waarin ook het regelmatige ontwormen en behandeling tegen andere parasieten vastgelegd is. Daarnaast in een goed weidemanagement nodig om infecties (...) door parasieten mogelijk te voorkomen c.q. het aantal zo minimaal mogelijk te houden. Het bedrijf beschikt op het moment van de controle niet over een gezondheids- en behandelplan en ook niet over een weidemanagementplan.
In een klein perceel voor het huis (...) lopen 15 rammen (...). De conditie van de dieren is matig tot slecht. 10 van de dieren zijn vermagerd. Ik voel scherpe ruggen en ribben. Diverse dieren (minimaal 4) hoesten. Alle dieren tonen in meer of mindere mate kreupelheid. (...) Onderzoek (...) laat zien dat de klauwen wel bekapt zijn, maar dat de bekapping niet goed is uitgevoerd. (...) In het perceel liggen (...) stukken hout met deels spijkers erin en stukken metalen puin waaraan de dieren zich kunnen bezeren.
Er is geen medisch register aanwezig. De koppelbehandeling van de schapen wordt alleen in een agenda genoteerd. In de notitie van de koppelbehandeling is alleen de datum en b.v. ontwormen genoteerd".
3. De maatregelen die appellante volgens het besluit van 5 november 2012 moet treffen zijn, samengevat, de volgende:
1) De dieren moeten over een schone en droge ligplaats kunnen beschikken. Hiertoe onder andere dagelijks alle mest verwijderen en de dierverblijven voldoende in te strooien;
2) Alle scherpe en uitstekende delen waar de dieren zich aan kunnen verwonden, verwijderen of repareren;
3) De dieren, ook de schapen, adequate diergeneeskundige zorg (doen) geven;
4) De stier niet permanent in het duister of kunstlicht houden;
5) De dieren voeden op zodanige wijze dat geen onnodig lijden of schade voor de dieren ontstaat en het gevaar voor verontreiniging afwezig is.
4. Met het besluit van 23 mei 2013 heeft verweerder een randvoorwaardenkorting opgelegd. Deze korting is het gevolg van de op 24 oktober 2012 gehouden controle, waaruit zou zijn gebleken dat appellante de volgende randvoorwaarden (beheerseisen) heeft overtreden, de verplichting om:
a. a) dieren die ziek zijn of gewond lijken op passende wijze te verzorgen of een dierenarts te raadplegen
b) een dier voldoende, gezond en geschikt voer te geven
c) behuizingen en inrichtingen voor de beschutting van een dier zo te ontwerpen, maken en onderhouden dat het dier zich niet kan verwonden;
d) een register bij te behouden van alle medische zorg en het aantal stergevallen en het register tenminste drie jaren te bewaren.
4.1
Voor de overtredingen a), b) en d) bedraagt de korting 3%. Deze worden niet cumulatief opgelegd. Voor overtreding c) bedraagt de korting 3 x 3%.met toepassing van artikel 71, vierde lid en vijfde lid, van Verordening 1122/2009, die bepalen:
"4. Ingeval meer dan één geval van niet-naleving is geconstateerd en de gevallen van niet-naleving betrekking hebben op verschillende terreinen van de randvoorwaarden, wordt de (...) procedure voor de vaststelling van de verlaging afzonderlijk toegepast op elk geval van niet-naleving. De daaruit voortvloeiende verlagingspercentages worden bij elkaar opgeteld. De maximale verlaging is evenwel niet hoger dan 5 % (...).
5. Onverminderd de gevallen van opzettelijke niet-naleving (...) wordt, indien herhaalde niet-nalevingen zijn geconstateerd, bij de eerste herhaling een percentage dat overeenkomstig lid 1 (...) is vastgesteld voor de herhaalde niet-naleving, vermenigvuldigd met de factor drie. (...)".
4.2
De optelling van de korting van 9% en 3% is gebaseerd op het zesde lid van artikel 71 van Verordening 1122/2009:
"Ingeval een herhaalde niet-naleving wordt geconstateerd samen met een andere niet-naleving of een andere herhaalde niet-naleving, worden de daaruit voortvloeiende verlagingspercentages bij elkaar opgeteld. Onverminderd het bepaalde in lid 5, derde alinea, is de maximale verlaging evenwel niet hoger dan 15 % (...)".
5.1
In haar beroep tegen het bestreden besluit I voert appellante aan dat zij haar dieren niet slecht heeft verzorgd. Zij beschouwt die aantijging als een belediging. Het toezichtrapport en de diergeneeskundige verklaring overdrijven. Hooguit is sprake van een enkel schoonheidsfoutje. De dieren op het bedrijf beschikken (wel) over schone en droge ligplaatsen. De betonnen verhoging waarmee kalveren de drinkbak kunnen bereiken is niet scherp en er zijn ook geen andere scherpe voorwerpen waaraan de dieren zich kunnen verwonden, wellicht met uitzondering van een plank met een spijker, die na een verbouwing in de voortuin is blijven liggen. Bij eerdere controles zijn nooit opmerkingen gemaakt over de betonplaten. De dieren beschikken over voedsel van voldoende kwaliteit. Stemming maken over een stukje kuilplastic is overdreven. De voortuin dient als ziekenboeg voor lammeren en deze werden behandeld en kregen extra verzorging. De stier beschikt wel over kunstlicht en daglicht kan tot dat dierenverblijf toetreden als de deuren worden geopend.
5.2
In haar beroep tegen het bestreden besluit II heeft appellante aangevoerd dat bij de controle op 27 april 2012 geen scherpe randen of uitsteeksels waaraan dieren zich zouden kunnen verwonden, zijn geconstateerd. Om die reden is ten onrechte een korting vanwege recidive toegepast. Het niet bijhouden van het medisch register is van geringe betekenis en appellante heeft deze onvolkomenheid ook direct hersteld. Alle gestelde niet-nalevingen vallen onder het terrein dierenwelzijn en moeten om die reden als één niet-naleving worden beschouwd. De diverse kortingen dienen om die reden niet te worden opgeteld,
6 Het College overweegt als volgt.
6.1.1
Het College stelt vast dat het toezichtrapport en de diergeneeskundige verklaring in de beschrijving van de op 24 oktober 2012 op het bedrijf van appellante aangetroffen situatie in grote lijnen overeenstemmen. Het rapport en de verklaring beschrijven de feitelijke situatie zeer gedetailleerd. De van het toezichtrapport onderdeel uitmakende foto's bevestigen de weergave van de feitelijke situatie zoals deze in het toezichtrapport en de diergeneeskundige verklaring is gegeven. Uit deze stukken leidt het College af dat zorgvuldig en gedetailleerd onderzoek is gedaan.
6.1.2
Voorts stelt het College vast dat, na indringende bespreking ter zitting van de feiten zoals hiervoor is weergegeven, appellante niet zozeer met verweerder van mening verschilt over de aangetroffen situatie, maar dat partijen het veeleer oneens zijn over de manier van beschrijven van die situatie en de inkleuring die verweerder heeft gegeven. Daarvan uitgaande is het College van oordeel dat, hoewel het geenszins ondenkbaar was geweest dat verweerder eerst in overleg met appellante was getreden om haar op de geconstateerde tekortkomingen te wijzen en het haar te laten oplossen, verweerder niet het recht kan worden ontzegd - gegeven de aangetroffen situatie - handhavend op te treden en de last onder bestuursdwang op te leggen. Er was immers wel degelijk sprake van overtredingen van de Gwd en het Bwp.
6.2
Op 24 oktober 2012 strookte de bedrijfsvoering op het bedrijf van appellante niet volledig met de verschillende daarvoor geldende wettelijke voorschriften. De door verweerder in zijn last onder bestuursdwang voorgeschreven maatregelen strekken ertoe de bedrijfsvoering door appellante in de toekomst wel met die voorschriften in overeenstemming te brengen. Op 9 november 2012 bleek appellante bij een hercontrole de verlangde maatregelen inmiddels ook te hebben doorgevoerd. Het beroep tegen het bestreden besluit 1 slaagt niet.
6.3
Het beroep van appellante tegen het bestreden besluit II slaagt evenmin. Daartoe overweegt het College het volgende.
6.4
Verweerder heeft twee maal geconstateerd dat sprake is van scherpe randen en uitstekende delen waaraan dieren zich kunnen verwonden. Uit de overgelegde gedingstukken zijn deze constateringen gedaan tijdens de controles op 27 april 2012 en 24 oktober 2012. Verweerder is derhalve gehouden op grond van artikel 71, vijfde lid, van Verordening 1122/2009 het percentage van 3% te vermenigvuldigen met de factor 3.
6.5
De beroepsgrond die ziet op de kwalificatie van het niet bijhouden van het medisch register als (in de visie van appellante) lichte niet-naleving, behoeft geen bespreking. Als deze beroepsgrond namelijk slaagt, dan resteren onverkort de drie overige niet-nalevingen, die ieder voor zich de randvoorwaardenkorting van 3% rechtvaardigen.
6.6
De optelling van de wegens de herhaalde niet-naleving opgelegde korting en de overige korting, is in overeenstemming met het bepaalde in het zesde lid van artikel 71 van de Verordening 1122/2009. Hierbij speelt, anders dan de beroepsgrond veronderstelt en in tegenstelling tot de situatie dat (alleen) het vierde lid van deze bepaling toepassing vindt, geen rol of de verschillende niet-nalevingen al dan niet betrekking hebben op het zelfde terrein van de randvoorwaarden.
7 De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2015.
w.g. R.C. Stam w.g. P.M. Beishuizen