ECLI:NL:CBB:2015:115

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 maart 2015
Publicatiedatum
15 april 2015
Zaaknummer
AWB 14/129
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen invordering dwangsom in verband met niet-nakoming van verplichtingen voor vleeskuikenbedrijf

In deze zaak heeft de Maatschap [naam 1] beroep ingesteld tegen de invordering van een dwangsom door de Staatssecretaris van Economische Zaken. De invordering volgde op een controle in juni 2013, waarbij werd vastgesteld dat het vloerstrooisel in de kuikenstallen te nat was en dat de vleeskuikens niet over voldoende droog en los strooisel beschikten. De Staatssecretaris had eerder een last onder dwangsom opgelegd, die niet werd nageleefd, wat leidde tot de invordering van € 2.500,-. Appellante voerde aan dat de groei van de kuikens sneller ging, waardoor de stallen eerder nat werden, en dat zij maatregelen had genomen om de situatie te verbeteren. Tijdens de zitting op 6 maart 2015 heeft appellante haar standpunt toegelicht, maar het College oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat zij aan de opgelegde verplichtingen had voldaan. Het College concludeerde dat de invordering van de dwangsom terecht was, aangezien appellante haar verplichtingen niet was nagekomen. De uitspraak werd gedaan op 20 maart 2015, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 14/129
11200

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2015 in de zaak tussen

Maatschap [naam 1], te [plaats], appellante,

en

de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. W.L.C. Rijk).

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2013 heeft verweerder vastgesteld dat appellante een dwangsom heeft verbeurd en deze dwangsom ingevorderd. Bij besluit van 3 februari 2014 heeft verweerder op het bezwaar van appellante de verbeurde dwangsom verminderd tot € 2.500,-.
Appellante heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2015. Namens appellante is haar vennoot [naam 2] verschenen, verweerder heeft zich door zijn gemachtigde laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

1.1
Appellante voert een vleeskuikenbedrijf. Bij controle medio juni 2013 bleek het vloerstrooisel in de kuikenstallen zeer nat en de score voetzoollaesies extreem hoog. Bij besluit van 31 juli 2013 heeft verweerder appellante voor de duur van één jaar een last onder dwangsom opgelegd wegens het niet nakomen van de verplichting om alle vleeskuikens permanent toegang te geven tot droog en los strooisel op de vloer. De maatregel dient vóór
29 augustus 2013 te zijn getroffen, op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per overtreding tot een maximum van € 10.000,-. Tegen dit besluit heeft appellante geen bezwaar gemaakt.
1.2
Op 22 november 2013 vond een (her-)controle. Op dat moment hield appellante ongeveer 35.000 vleeskuikens, verdeeld over twee stallen. De toezichthouder en de hem vergezellende dierenarts constateerden dat in de stallen voldoende droog en los strooisel op de vloeren ontbrak. Het strooisel lag in "bergen en dalen", met ophopingen onder de waterlijnen en "dalen" onder de voerpannen. Op sommige plekken was het strooisel vrij droog met wat los strooisel aan de oppervlakte. Op andere plekken onder de voerpannen was het strooisel dichtgeslagen, maar nog redelijk droog. Onder de waterlijnen lagen ophopingen van extreem nat strooisel. Al met al waren er onvoldoende droge plekken voor de vleeskuikens. Bij steekproefsgewijze controle trof de dierenarts vleeskuikens met een plakkerig verenkleed, verlies van verenkleed op de borst en buik, mestbesmeuring rond de cloaca en ernstige voetzoollaesies.
2.1
Omdat appellante op 22 november 2013 niet aan de opgelegde last onder dwangsom voldeed, heeft verweerder het besluit van 14 december 2013 genomen. Bij het besluit van
4 februari 2014 heeft verweerder de verbeurde dwangsom tot € 2.500,- verlaagd. Verweerder beschouwt namelijk thans de situatie in beide stallen als één overtreding in de zin van het besluit van 31 juli 2013.
2.2
In beroep heeft appellante aangevoerd dat de kuikens tegenwoordig zo snel groeien, dat de stallen eerder nat worden. Zij heeft alle drinklijnen vervangen en de ventilatie van de stal laten nakijken. Het slaat nergens op dat appellante daar bovenop nog eens € 2.500,- zou moeten betalen.
3.1
Het College overweegt als volgt.
3.2
Ter zitting heeft appellante gesteld dat ten tijde van de controle in juni 2013 wel voldoende stro in de stallen lag. Die stelling moet het College onbesproken laten, nu appellante geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 31 juli 2013. Het College moet daarom er van uitgaan dat het besluit van 31 juli 2013 juist is. Appellante bestrijdt niet dat op 22 november 2013 haar vleeskuikens niet over voldoende droog en los strooisel op de vloer beschikten. Appellante is wel verplicht om te zorgen dat de vleeskuikens over voldoende droog en los strooisel op de vloer kunnen beschikken. Die verplichting heeft zij dus geschonden. Nat vloerstrooisel wordt gezien als een risicofactor op het ontstaan van ernstige voetzoollaesies, hakdermatitis en borstblaren. Ook als juist is, zoals appellante stelt, dat als gevolg van het fokprogramma kuikens in de laatste jaren sneller groeien (en daardoor stallen sneller nat worden), dan is het de verantwoordelijkheid van appellante om passende maatregelen te nemen om desondanks de door haar gehouden vleeskuikens permanent toegang te geven tot droog en los strooisel op de vloer.
3.3
Als gevolg van de overtreding heeft appellante € 2.500,- verbeurd. Zij heeft zich namelijk niet aan de haar opgelegde last onder dwangsom gehouden. Gesteld noch gebleken is dat er bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan verweerder geheel of gedeeltelijk van invordering had moeten afzien.
4 De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2015.
w.g. R.C. Stam .w.g. P.M. Beishuizen