In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de Staatssecretaris van Economische Zaken. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris, waarbij de afvoer van een dier op 16 april 2013 in het I&R-systeem was geregistreerd op kosten van de appellant. De appellant had geen afvoermelding geregistreerd, ondanks dat hij op 30 maart 2013 de aanvoer van het dier had aangemeld. De Staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond, waarna de appellant beroep instelde.
Tijdens de zitting op 11 september 2014 heeft de appellant aangevoerd dat hij meerdere pogingen heeft gedaan om de afvoer telefonisch door te geven, maar dat het systeem niet goed functioneerde. Het College oordeelde echter dat de appellant deze stelling niet aannemelijk had gemaakt. De Staatssecretaris had verklaard dat er geen langdurige systeemstoringen waren en dat er geen bewijs was van telefoongesprekken waarin de appellant contact had opgenomen over de wijziging. Het College concludeerde dat de appellant de kennisgeving van de afvoer had nagelaten, zoals vereist door de Regeling identificatie en registratie van dieren.
Het College oordeelde dat de Staatssecretaris in redelijkheid gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid om de afvoermelding zelf te herstellen en de kosten daarvan bij de appellant in rekening te brengen. De uitspraak eindigde met de beslissing dat het beroep van de appellant ongegrond werd verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.