Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 27 februari 2014 in de zaak tussen
Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde, te Nieuwegein, appellante
de Nederlandse zorgautoriteit (NZa), verweerster
Procesverloop
M. Ekkeveld en M. Peters.
a. Praktijknaam
b. Naam tandarts(en)
c. AGB-codes
d. Adres, postcode en plaats van de praktijk
omzeta. de totale jaaromzet in 2009
en 31/12/2009
a. de totale praktijkkosten over 2009
subcategorieën: huisvestingskosten, personeelskosten, kosten voor materiaal
en techniek en overige kosten
c. zijn de totale praktijkkosten over 2009 niet beschikbaar, dan over het meest
actuele jaar waarover deze informatie wel beschikbaar is."
De gevraagde gegevens omtrent tandartspraktijken hebben betrekking op onderzoeksdata die in opdracht van appellante worden verzameld door het [naam 3] in het kader van het project Peilstations. Vast staat dat ongeveer 2000 tandartsen periodiek privacygevoelige financieel-economische praktijkgegevens beschikbaar stellen aan [naam 3], waarbij appellante de deelnemende tandartsen heeft toegezegd dat de verstrekte informatie vertrouwelijk zal worden behandeld zonder dat anderen inzage krijgen in individuele gegevens. Het [naam 3] fungeert ten aanzien van de gegevensverwerking voor appellante en haar leden als zogenoemde Trusted Third Party. Het behoeft geen betoog dat appellante de jegens haar leden gedane toezegging schendt indien in weerwil daarvan de gevraagde gegevens aan NZa worden verstrekt. Appellante vreest dat hierdoor de bereidheid van haar leden tot deelname aan het project Peilstations op losse schroeven komt te staan. Naar het oordeel van het College kan niet gezegd worden, dat het hier niet om een zwaarwegend belang zou gaan. NZa is in het bestreden besluit niet op dit belang van appellante ingegaan. Ter zitting van het College heeft NZa weliswaar verklaard dat ook indien met dit belang wel rekening zou zijn gehouden, dit niet tot een ander besluit zou hebben geleid, maar het is het College onvoldoende duidelijk geworden welke overwegingen NZa tot deze conclusie hebben geleid.