Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 24 december 2014 in de zaak tussen
Vennootschap onder firma [naam 1], te [plaats], appellante
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De binnengekomen aanvragen zijn door een onafhankelijke commissie beoordeeld. Om versnippering in de beoordeling tegen te gaan, heeft de commissie op advies van deskundigen besloten om slechts enkele staltypen voor melkvee van de lijst van KWIN (ontwikkeld door de Landbouwuniversiteit te Wageningen) als normstal te hanteren. Hiermee is (mede) beoogd om de meerkosten ten opzichte van een gangbare, reguliere investering op een doorzichtige en geobjectiveerde manier te kunnen berekenen. In het geval van appellante is als normstal een ligboxenstal met roostervloer en zes maanden mestopslag gebruikt. Appellante heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om reeds bij de indiening van de aanvraag de normkosten te onderbouwen met offertes voor een traditionele stal. Met de offerte die na de zitting van het College is overgelegd kan geen rekening worden gehouden. Wijzigingen of aanvullingen zijn na de aanvraagperiode niet toegestaan, gelet op het beperkte budget en het tendermatige karakter van de budgetverdeling, waarbij de ingediende aanvragen onderling worden vergeleken. Niet gebleken is dat appellante de gelegenheid is onthouden om nadere informatie te overleggen. Bij de behandeling van het bezwaar is uitsluitend geconstateerd dat bij de aanvraag geen standaardoffertes zijn ingediend voor een normstal.
(…)
6. Het steunplafond voor betalingen op grond van het eerste lid bedraagt voor aanvragen tot steunverlening die zijn gedaan in de periode van 15 juli 2012 tot en met 31 augustus 2012 € 13.125.000 (…)
€ 4.199,- dat zij zelf in de aanvraag had opgegeven als kosten van de normstal.
vastgesteld - die pas na de sluiting van de aanvraagtermijn en de beoordeling van soortgelijke andere aanvragen beschikbaar zijn gekomen. Het gaat daarbij, gelet op de door appellante alsnog ingediende offerte, om een nadere onderbouwing van de (meer)kosten van het project, uitgaande van de kosten van een andere stal dan de normstal; appellante heeft immers een offerte ingediend waaruit de (norm)kosten zouden blijken van een stal met traditionele onderbouw, maar met een bovenbouw met foliekleed. Dit betekent dat appellante alsnog de keuze van de voor haar in aanmerking genomen normstal, zijnde een traditionele stal als hiervoor aangegeven, ter discussie wil stellen. Een dergelijke wijziging is naar het oordeel van het College wezenlijk van aard. Omdat uit de aard van het tendersysteem voortvloeit dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn voor subsidie alle voor de beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overgelegd, kan daarna geen rekening worden gehouden met informatie die neerkomt op een wijziging van de berekening van de subsidiabele meerkosten door het alsnog in aanmerking nemen van de kosten van een stal die niet een normstal is. Het College is, gelet op de motivering in het naar aanleiding van de tussenuitspraak genomen besluit, bij nader inzien van oordeel dat verweerder reeds op grond hiervan bij het besluit van
1 juli 2014 terecht tot de conclusie is gekomen dat voor aanpassing van het normbedrag en van de meerkosten (en daarmee een verhoging van het subsidiebedrag) geen plaats is.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het besluit van 12 april 2013 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 1 juli 2014 ongegrond.