Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1], te Boskoop, (hierna: [naam 1]) en
die bij brief van 15 november 2012 door appellanten is ingediend tegen
[accountant AA](hierna: [accountant AA]).
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de accountantskamer, waarin de klacht van appellanten, [naam 1] en [naam 2], tegen accountant [accountant AA] werd behandeld. De klacht betreft onbetaalde facturen die door [naam 1] zijn ontvangen van [accountant AA]. De appellanten stellen dat er onduidelijkheid is over de hoogte van de vordering, waarbij in een brief van 4 mei 2012 een bedrag van € 1.419,24 werd genoemd, terwijl in een e-mail van 9 juni 2012 een hoger bedrag van € 3.542,58 werd genoemd. De accountantskamer heeft de klacht ongegrond verklaard, omdat de accountant een verklaring heeft gegeven voor de verschillende bedragen, die volgens de accountantskamer niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 22 oktober 2014 heeft [naam 2] de grieven toegelicht, maar het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelt dat de grieven geen betrekking hebben op de oorspronkelijke klacht. Het College stelt vast dat de accountantskamer de klacht correct heeft beoordeeld en dat de appellanten niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun stellingen. Het College benadrukt dat het vorderingsrecht van [accountant AA] mogelijk verjaard is, maar dat dit een kwestie is voor de burgerlijke rechter of de Raad van Geschillen, en niet voor de tuchtrechtelijke procedure.
Uiteindelijk verklaart het College het hoger beroep ongegrond, en bevestigt daarmee de beslissing van de accountantskamer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 10 december 2014, en de beslissing is openbaar uitgesproken. De zaak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en documentatie in de relatie tussen accountants en hun cliënten, evenals de noodzaak om tuchtrechtelijke procedures zorgvuldig te volgen.