ECLI:NL:CBB:2009:BJ6534
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Tuchtprocedure tegen accountant wegens vermeende partijdigheid en onzorgvuldigheid in jaarrekening
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, staat de tuchtprocedure tegen accountant A centraal. De klacht, ingediend door klager C, betreft de rol van A als accountant van de vennootschap D B.V. en de vermeende partijdigheid en onzorgvuldigheid bij de opstelling van de jaarrekening 2005. Klager stelt dat A verplicht is om vragen over de jaarrekening te beantwoorden en dat deze foutief is opgesteld, mede door continuïteitsproblemen. A heeft in zijn verdediging aangevoerd dat hij niet de accountant van D B.V. is, maar de belangen van een andere partij, de heer E, behartigt. Hij stelt dat hij de fundamentele beginselen van het accountantsberoep in acht heeft genomen.
De Raad van Tucht heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en A een schriftelijke berisping opgelegd. A heeft hiertegen beroep aangetekend bij het College. Tijdens de zitting op 19 mei 2009 zijn zowel A als klager verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Het College heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de Raad van Tucht de klacht onjuist heeft weergegeven, met name het verwijt van partijdigheid in verband met de overnamebesprekingen. Het College heeft geoordeeld dat A niet onpartijdig heeft gehandeld en dat de klacht over klachtonderdeel 2 ongegrond moet worden verklaard.
Uiteindelijk heeft het College het beroep gegrond verklaard, de bestreden tuchtbeslissing vernietigd en A een schriftelijke waarschuwing opgelegd. De uitspraak is gedaan op 15 juli 2009, waarbij de griffier niet in staat was de uitspraak te ondertekenen. Deze zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid en objectiviteit in het accountantsberoep, evenals de rechten van klagers in tuchtprocedures.