ACM stelt zich op het standpunt dat in dit geval voldoende vast is komen te staan dat tussen CRG en Carinova, in het kader van Plectrum, de afspraak bestond niet met elkaar te concurreren in de regio Midden-IJssel. Daartoe voert ACM – samengevat – het volgende aan.
Bij de beoordeling van de bewijsmiddelen is de context van wezenlijk belang. Plectrum speelt in de periode dat liberalisering van de markt voor AWBZ-gefinancierde thuiszorg vorm moest krijgen. In die fase diende de concurrentie op gang te komen. De introductie van concurrentie in de thuiszorg betekende voor thuiszorginstellingen dat zij moesten gaan bepalen hoe zij zich zouden opstellen op die markt. Plectrum was een manier om daar antwoord op te geven. Naar de mening van ACM is cruciaal dat de uitgangspositie bij oprichting van Plectrum er één was waarin werkgebieden van de leden niet overlapten, en zij niet met elkaar concurreerden. Van plannen om in de nabije toekomst een franchise aan te gaan, gaat dan een remmende werking uit om in die overgangsperiode naar de franchise in te zetten op concurrentie. Daar komt nog bij dat de ontwikkelingen trager verliepen dan bij de oprichting van Plectrum verwacht werd. Hierdoor werd steeds relevanter hoe de franchisepartners zich in de aanloopfase ten opzichte van elkaar dienden te gedragen. Dat laatste gold met name voor Plectrumleden die in elkaars nabijheid actief waren, zoals CRG en Carinova. Dat is nu precies waar de franchiseafspraken volgens ACM vooruit gingen werken en een debat tussen de Plectrumleden ontstond. Ook de betekenis van de maandelijkse Plectrumbijeenkomsten waarin de actuele kwesties besproken werden over de verhouding tot elkaar in de aanloopperiode en hoe daarmee om te gaan, werd daardoor groter. De rechtbank heeft die context onvoldoende bij de beoordeling betrokken.
Bovendien heeft de rechtbank de bewijsmiddelen onvoldoende in hun onderlinge samenhang bekeken. Dat uit afzonderlijke bewijsmiddelen niet ondubbelzinnig of expliciet blijkt dat het besprokene ook ziet op de toen aan de orde zijnde marktsituatie neemt volgens ACM niet weg dat dit wel uit het geheel van de bewijsstukken en de context blijkt. Onder meer uit de wens van Vérian om tot Plectrum toe te treden blijkt dat het uitgangspunt dat de Plectrumleden niet met elkaar concurreren niet alleen voor de toekomst bestond. Al voordat de franchise een feit is, staan de toelatingscriteria in de weg aan de deelname van Vérian aan Plectrum. CRG en Carinova waren op de hoogte van de eisen die aan Vérian werden gesteld en stemden daarmee in, zo blijkt uit de verslagen van de Plectrumvergaderingen. De heer [naam 5] (toentertijd bestuursvoorzitter van CRG) heeft deze boodschap zelf aan Vérian overgedragen. Dat valt naar de mening van ACM niet te rijmen met het verweer dat hij het daarmee oneens zou zijn. Omdat Vérian voornamelijk in een aangrenzend gebied actief was, kan het oogmerk van een landelijke dekking niet verklaren waarom Vérian niet toe kon treden. De boodschap vanuit Plectrum was dat Vérian, om te kunnen toetreden tot Plectrum, de concurrentie met een ander Plectrumlid moest beperken. Op dat moment, en los van de toekomstige franchise, staat de concurrentie al aan toetreding van Vérian in de weg. Daarmee bevestigen de Plectrumleden het uitgangspunt elkaar niet te beconcurreren. Daar komt bij dat zij een intentieverklaring tot de oprichting van Plectrum met deze wetenschap hebben ondertekend, die verklaring verwijst naar toelatingscriteria en exclusieve gebieden voor franchisenemers, deze criteria inclusief een non-concurrentiebeding op de vergadering van 23 juni 2005 en in aanwezigheid van CRG en Carinova expliciet zijn besproken en op 2 december 2005 in hun aanwezigheid zijn vastgesteld, dat (op 15 februari 2006) is besloten tot de oprichting van de coöperatieve vereniging (CV) Plectrum en voorts de ‘toelichting op het oprichtingsbesluit’ het non-concurrentiebeding herhaalt, en dat de CV Plectrum op 15 mei 2006 een feit is. Daarmee is ook de wilsovereenstemming gegeven, aldus ACM.
Ook de kwestie VVT toont volgens ACM aan dat het non-concurrentiebeding vooruit werkte en dat Plectrumleden, waaronder ook CRG en Carinova, dat via deze kwestie naar elkaar toe bevestigden. Waar het om gaat, is dat de concurrentie van VVT ter sprake wordt gebracht in Plectrumverband en wordt gekoppeld aan de afspraak om niet onderling te concurreren. Deze kwestie komt diverse malen terug op de Plectrumvergaderingen en duidelijk is dat dit niet een probleem is dat te zijner tijd, bij de inrichting van de franchise, kan worden geadresseerd. Dit strookt met het non-concurrentiebeding uit de toelatingscriteria. De omstandigheid dat CRG haar aandelen in VVT heeft verkocht, is geen indicatie dat er geen basisafspraak bestond om niet met elkaar te concurreren of dat partijen zich daar niet aan gebonden achtten. Zonder die basisafspraak bestond geen enkele reden om de concurrentie van VVT in Plectrumverband bij herhaling aan de orde te stellen, aldus ACM. Deze kwestie met VVT was één van de redenen om een gedragscode op te stellen. Samen met het inschrijven op WMO-aanbestedingen voor huishoudelijke verzorging in elkaars gebied en de samenwerking of fusies van Plectrumleden met derden, riep dit de vraag op of Plectrum nog kon vasthouden aan de beginafspraak niet onderling te concurreren, en hoe zij dat beter kon regelen. In verschillende documenten wordt uitdrukkelijk bevestigd dat concurrentie binnen Plectrumverband, zoals dat toen bestond, niet de bedoeling is. CRG noch Carinova geven aan het met dit uitgangspunt niet eens te zijn. De opmerkingen van CRG betreffen niet het vereiste van toestemming om in elkaars werkgebied te offreren, maar zien daarop dat een eenmaal gegeven toestemming niet zomaar kan worden ingetrokken. Uit de kwestie Deventer blijkt verder dat CRG zich aanvankelijk ook hield aan deze afspraak. Het zeer van Carinova over het schenden van afspraken uit het verleden en het verwerven van een contract door CRG in het gebied van Carinova, staan er aan in de weg dat CRG met Carinova afspraken kan maken over samenwerking in Deventer. Dit alles onderstreept naar de mening van ACM de afspraak die binnen Plectrum bestond.