ECLI:NL:CBB:2014:449
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdige indiening van de aanvraag voor bedrijfstoeslag en uitzonderlijke omstandigheden
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellante en de Staatssecretaris van Economische Zaken over de tijdige indiening van een aanvraag voor bedrijfstoeslag voor het jaar 2013. De appellante had op 5 juli 2013 een aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen omdat deze te laat was ingediend. De appellante stelde dat zij door uitzonderlijke omstandigheden, waaronder het overlijden van een belangrijke persoon in haar bedrijf, niet in staat was om de aanvraag tijdig in te dienen.
De appellante had op 29 maart 2013 aan de Kamer van Koophandel gemeld dat zij haar bedrijf zou voortzetten, maar de benodigde wijzigingen in de administratie waren pas op 22 april 2013 doorgegeven aan de Staatssecretaris. De appellante ontving pas op 31 mei 2013 de benodigde codes om de aanvraag digitaal in te dienen, maar de aanvraag werd pas op 19 juni 2013 ingediend, wat meer dan 25 dagen na de deadline was. Het College oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor de tijdige indiening van de aanvraag bij de appellante lag en dat er geen sprake was van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden die haar verhinderden om de aanvraag op tijd in te dienen.
Het College benadrukte dat de appellante redelijkerwijs had moeten beseffen dat de administratieve verwerking van de wijzigingen enige tijd zou vergen en dat zij tijdig actie had moeten ondernemen. De uitspraak concludeerde dat het beroep van de appellante ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 26 november 2014.