Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2014 in de zaken tussen
[naam 1], te [plaats], appellant
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
€ 13.732,38. In aanvulling op het voorschot is aan appellant nog € 4.305,90 uitbetaald. Appellant heeft tegen deze besluiten geen bezwaar gemaakt.
Op grond van artikel 59 van Verordening (EG) nr. 796/2004 heeft verweerder bij besluit van
28 oktober 2011 appellant bovendien voor €13.179,- uitgesloten van subsidies.
4 februari 2009, dus binnen de wettelijke periode van 3 werkdagen, per 1 of 2 februari 2009 geregistreerd op de juiste locatie.
30 september 2011 genoemde 191 aangevraagde dieren niet op de in het I&R-register geregistreerde bedrijfslocatie, maar op de andere bedrijfslocatie werden gehouden. Voor zover appellant heeft betoogd dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat hij in dit opzicht niet aan de registratievereisten heeft voldaan, volgt het College hem derhalve daarin niet.
21 februari 2008 blijkt dat naar aanleiding van deze controle op 18 oktober 2007 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen appellant en twee medewerkers van de AID. Daarin is onder meer gesproken over mogelijk herstel van de bij de controle geconstateerde afwijkingen. Appellant heeft vervolgens op 3 november 2007 een brief geschreven aan de AID, waarin hij aangeeft dat hij naar aanleiding van genoemd gesprek informatie heeft ingewonnen bij het I&R-bureau. Hierover is in de brief het volgende vermeld: “
Deze gaven aan dat er wel een afwijking in I&R ontstaat met een evt. korting op slachtpremie etc, als mogelijk gevolg. Hierdoor zouden alle dieren die nu aanwezig zijn uitgesloten worden. Misschien is dit toch niet zo goed advies? Mij is allerminst duidelijk of dit een interpretatie is van wetgeving, bij I&R was dit ook niet duidelijk. Een oplossing voor de geschetste problemen bleef ook uit. Hierdoor is het mij(..) nu helemaal niet meer duidelijk wat er nu van mij wordt verwacht c.q. wettelijk is verplicht.”Uit genoemde rapportage blijkt dat hierna een medewerker van de AID telefonisch contact heeft opgenomen met appellant. Volgens de rapportage heeft hij toen verklaard dat er volgens het I&R-bureau op de dieren waarop een herstelactie heeft plaatsgevonden geen slachtpremie zou worden verstrekt en dat de omissies niet konden worden rechtgezet zonder dat er consequenties aan verbonden werden.